Verschuiven van norm is onderdeel van strategie

Illustratie: Hein de Kort voor Het Financieele Dagblad

Welke ideeën vinden we acceptabel en welke niet? Wat mag je hardop zeggen zonder enige repercussie, en wat kun je slechts op fluistertoon met een ander uitwisselen omdat je weet dat het idioot, ondenkbaar of als extreem wordt gezien?

Dat verandert allemaal met de tijd. Zo’n 180 jaar geleden was het volstrekt normaal om mensen uit Afrika te verschepen en te verkopen, alsof het om ‘dingen’ ging. Totdat het dat niet meer was. En zo’n 120 jaar geleden was het nog een radicaal idee om vrouwen democratische rechten te geven. Nog maar 20 jaar geleden was het absurd om Zwarte Piet als een racistisch symbool te zien, totdat steeds meer mensen zich gingen generen voor Zwarte Piet.

Maar ideeën kunnen niet alleen vooruit, maar ook terug in de tijd gaan. Waar het recht op een veilige abortus kortgeleden nog vanzelfsprekend leek, wordt dat wereldwijd steeds meer ter discussie gesteld. Openlijk racistische uitspraken en ideeën lijken met de dag meer geaccepteerd en genormaliseerd in de politiek.

Wispelturig electoraat

De tijdsgeest verandert ogenschijnlijk organisch. Toch is er wel degelijk een manier om actief te beïnvloeden welke ideeën acceptabel zijn voor een groot publiek. Joseph Overton (1960-2003), vicepresident van een Amerikaanse denktank die een kleine overheid en de vrijemarkt wilde populariseren, ontwikkelde er in de jaren 90 een concept voor: het Raam van Overton.

‘Als je politiek succes wilt, moeten jouw ideeën aansluiten bij wat de kiezer vindt – of je verandert wat acceptabel is’

Overton redeneerde dat als je als politicus electoraal succes wilt hebben, jouw ideeën zich binnen een bepaald raam of venster moeten bevinden van wat mensen acceptabel vinden. Door kiezersonderzoek achterhaal je wat mensen denken en vinden, en om de verkiezingen te kunnen winnen, verkoop je ze dat. Als de meerderheid van de mensen iets anders gaat vinden, verander je mee en biedt wat ze nú willen aan. Zo blijf je het wispelturige electoraat voor je winnen. Ziedaar: de focusgroependemocratie.

Lang was de VVD van Mark Rutte hier succesvol mee. Daarbij hielp het dat Rutte in staat is om twee dingen tegelijk als waar te bestempelen. Zo vindt hij het volstrekt vanzelfsprekend dat zijn partij nu samen met Wilders een kabinet vormt, maar staat hij ook achter zijn eerdere standpunt ‘never nooit meer met Wilders’ in zee te gaan.

Venster verschuiven

Als je iets wilt veranderen, moet je zorgen dat het Overton-venster verschuift. Maar hoe beweeg je mensen om ideeën die ze eerder als ondenkbaar beschouwen, te overwegen als acceptabel?

Volgens Overton doe je dat niet door langzaam op te schuiven, om zo de geesten rijp te maken voor een nieuw idee. In plaats daarvan manipuleer je wat sociaal acceptabel is juist door extreme posities in te nemen. Je kunt bijvoorbeeld dingen roepen over tribunalen, en spreken over omvolking en een elite die het ‘blanke ras’ wil vervangen. Je bent grof en beledigend, maakt mensen belachelijk en doet volstrekt absurde en onuitvoerbare voorstellen. Misschien roep je zelfs dat reptielen de wereld besturen. Het maakt niet uit, als het de mensen maar schokt.

Doe je dat met grote regelmaat, dan kijkt na verloop van tijd niemand daar nog van op. Je kunt ook aan de lopende hand liegen, zodat mensen niet anders meer verwachten van politici en er simpelweg hun schouders over ophalen. Het mooie is dat, als je zegt dat je natuurlijk nooit een naziterm als omvolking had willen gebruiken maar dat de demografische ontwikkeling in de grote steden reden is voor grote zorgen is, dat opeens een volstrekt redelijke uitspraak lijkt. Die vervolgens anderen grif overnemen, zonder dat we nog bevragen wat daar nou precies zo zorgelijk aan is. Dat je mensen op basis van hun kleur, cultuur of godsdienst ‘zorgelijk’ noemt, wordt gezien als het beschrijven van een feit.

Buiten de norm

Terwijl we onacceptabele termen bestrijden, blijven de ideeën die zich daarachter verschuilen onweersproken. Daarmee wordt het radicale elke dag een beetje normaler. Het Overton-venster verschuift.

Politici, journalisten en politieke analisten doen er goed aan Geert Wilders en zijn ploeg niet als onprofessioneel te zien, of te denken dat hij ‘zijn kaart overspeelt’ of ‘uit de bocht vliegt’. Het is een doordachte politieke strategie die we kennen van Trump, Bolsonaro, Orbán, Le Pen en andere extremisten – of radicaalrechts moet men zeggen, want je moet het wel heel bont maken om nog als zodanig herkend te worden.

NSC en VVD denken dat ze heel wat hebben bereikt door Wilders te laten beloven dat zijn ministers zich aan de Grondwet zullen houden. Bewijs dat we het abnormale snel als normaal zijn gaan zien.

Tegelijkertijd gebeurt er nog iets anders. Journalisten zijn gefascineerd door mensen binnen de gelederen van de coalitie die zich kritisch uitspreken over dit kabinet. Zo zijn Frans Weisglas, Ed Nijpels, Eric van der Burg en JOVD-voorzitter Mauk Bresser opeens vertolkers van ‘het gematigde geluid’, en lijkt het of er een levendig debat plaatsvindt. Dat gebeurt echter alleen nog binnen het verschoven Overton-venster. Zo worden linkse partijen in de radicale hoek gedrukt en komen ze er nog nauwelijks tussen. Hun pleidooi voor gelijkheid en solidariteit valt buiten de norm. Het Overton-venster is succesvol verschoven.

Julia Wouters is politicoloog, coach en publicist.

Dit artikel verscheen in het Financieele Dagblad van 8 juli 2024

Veroordeel discriminatie niet alleen als het je uitkomt

Illustratie: Sébastien Thibault voor Het Financieele Dagblad

Het is een bekend fenomeen: politici die opeens fanatiek opkomen voor kwetsbare groepen. Je hoort ze nooit over de positie van, bijvoorbeeld, lhbti’ers of vrouwen. Maar ineens hebben ze de mond vol van homo- of vrouwenrechten, zodra die kunnen dienen als stok om moslims, migranten of asielzoekers mee te slaan.

Dezelfde selectieve verontwaardiging zien we als het om antisemitisme gaat. Begrijp me niet verkeerd: het is belangrijk dat er een duidelijke grens wordt getrokken wanneer er sprake is van discriminatie in het algemeen en Jodenhaat in het bijzonder. De antisemitische incidenten – die schrikbarend toenemen – verdienen een luide veroordeling. Ook toen onlangs zangeres Lenny Kuhr op een intimiderende manier verantwoordelijk werd gehouden voor de politiek van Israël, louter omdat ze Joods is en er familie heeft.

Maar ik twijfel soms aan de oprechtheid van de luidkeelse verontwaardiging van politici. Journalist Tom-Jan Meeus heeft daar een mooie verklaring voor. In zijn recent verschenen essay Duidelijkheid stelt hij dat in dit tijdperk van ‘aandachtspolitiek’ de politiek niet meer draait om de moeilijkheden van mensen. Nee, de moeilijkheden van mensen dienen om aandacht op politici te vestigen.

Als politici denken te kunnen scoren met een probleem, zijn ze er als de kippen bij om moord en brand te schreeuwen. Een recent dieptepunt hiervan waren de stigmatiserende ideeën van BBB’s Caroline van der Plas. In talkshow Op1 pleitte zij ervoor om de Holocaust een onderwerp te maken van de inburgeringscursus voor vreemdelingen. Want, zo zei ze, bij veel vluchtelingen – ‘niet alle, want dan krijgen we dat weer’ – zit de Jodenhaat diep in hun ziel. Daarmee reduceert Van der Plas de Jodenhaat tot een probleem dat we importeren en dat dus oplosbaar is met maatregelen tegen asielzoekers.

Zou dat, een importprobleem? Pas na 80 jaar heeft Nederland eindelijk een museum dat de Holocaust herdenkt. Op de plek waar sinds 2021 het Namenmonument staat, stond eerst het monument van Joodse erkentelijkheid: hier werden niet de slachtoffers van de Holocaust herdacht, maar de hulp van Nederlanders aan Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het staat symbool voor ons Nederlandse zelfbeeld: antisemitisme komt van buiten. Wij zijn immers goed. (Hoe wrang is het dat het Namenmonument er pas kwam na vele jaren juridische procedures van omwonenden die zich zorgen maakten over hun woongenot.)

Uitsluiten en wegzetten

Hoe welgemeend is trouwens de verontwaardiging over discriminatie van politici die nu drukdoende zijn een coalitie te vormen? Politici die dolgraag samenwerken met een partij die continu bevolkingsgroepen uitsluit, wegzet en weg wil sturen? Kijk nog eens naar Geert Wilders’ uitspraak: ‘Wilt u meer of minder Marokkanen? Dan gaan we dat regelen!’ Of naar zijn voorstel voor een landelijk Polenmeldpunt. Vervang het woord ‘Marokkanen’ of ‘Polen’ eens door ‘Joden’. En kijk dan nog eens naar wat er staat. De dubbele standaard slaat je in het gezicht.

Als de Jodenhaat-kaart getrokken wordt om de schuld bij buitenlanders te leggen, is het moeilijk met een genuanceerd antwoord te komen. Immers, elke nuancering lijkt of je antisemitisme vergoelijkt. Eén verkeerd woord en je kop gaat eraf. Het maakt linkse partijen kopschuw in deze wedstrijd van verontwaardiging.

Daarmee wordt de Jodenhaat-kaart een effectieve tactiek voor (radicaal)rechtse populisten. Het mes snijdt aan twee kanten: je zet de schijnwerpers op jezelf en tegelijkertijd snoer je links de mond. Dat je in dezelfde beweging niet het geduld kunt opbrengen om de polarisatie te verminderen en een échte oplossing te bedenken, ach, daar gaat het nu even niet om.

‘Het zou niet moeten uitmaken of je sympathiseert met een demonstratie of juist niet’

Bij de opening van het Holocaustmuseum in maart demonsteerden verschillende groepen mensen voor of tegen de komst van de Israëlische president. Enkele demonstranten maakten zich daarbij schuldig aan intimidatie. Het Amsterdamse raadslid Itay Garmy (Volt) deed na afloop een klemmend beroep op politici. Gebruik de demonstratie niet voor je eigen politieke gewin, verzuchtte hij, ‘Daarmee zaai je slechts verdeeldheid en haat.’ Maar, zo riep hij op, protesteer altijd tegen intimidatie. Want wanneer dat onvoldoende gebeurt, zullen steeds meer mensen, Joden, maar ook anderen, zich kwetsbaar en onveilig voelen.

Daarmee gaf Garmy rechts en links stof tot nadenken: rechts overschreeuwt zichzelf, links blijft te stil. Het zou niet moeten uitmaken of je sympathiseert met een demonstratie of juist niet.

Laat Garmy’s oproep leidend zijn. Laat politici zich altijd luidkeels verzetten als mensen worden geïntimideerd en gediscrimineerd, om welke bevolkingsgroep het ook gaat. Niet omdat dat goed is voor je eigen peilingen, maar omdat dat goed is voor ons land en al haar inwoners.

Dit artikel staat in het FD van 6 april 2024

Hoe kan een publiek geheim zo lang geheim blijven?

In zijn recente podcast Afhameren maakte Telegraaf-journalist Wouter de Winther de analyse dat de formatiepogingen tussen PVV, BBB, VVD en NSC niet zozeer hopeloos zijn omdat het ontbreekt aan politieke wil, maar dat het probleem voornamelijk ligt in het karakter van Pieter Omtzigt. Hij verhaalde over huilbuien, stemverheffingen, weglopen en wispelturigheid van de NSC-leider en over zijn onvermogen om een knoop door te hakken. De Winther omschreef Omtzigt als iemand met wie niet te werken zou zijn, en wiens karakter dus net zo goed een stabiele coalitie over links in de weg zal staan.

Voor het karretje?

Liet een journalist zich hier voor het karretje spannen van politici die hun eigen straatje schoon willen vegen? Van uitgekookte spindoctors die de verantwoordelijkheid voor het falen van de formatie over rechts graag bij NSC parkeren? Die ‘disclaimer’ maakte De Winther zelf uitvoerig alvorens zijn analyse prijs te geven. Je kunt daartegenover ook stellen dat het te prijzen valt dat iemand de stilte eindelijk doorbreekt, door hardop te zeggen wat velen al jaren fluisteren. Want het is niet zo dat journalisten en politici pas sinds kort bekend zijn met de drift- en huilbuien van Pieter Omtzigt. Zo schreef het FD woensdag: ‘Dat de NSC-leider emotionele uitbarstingen kan hebben, is in Den Haag geen geheim’.

Maar het probleem is misschien juist dat het dat buiten Den Haag jarenlang wél was. Het lijkt immers relevante informatie voor burgers in verkiezingstijd: een partijleider die onvoorspelbaar en besluiteloos is, en met wie eigenlijk niet te werken valt. Op tv praten de verslaggevers eufemistisch van ‘een zichtbaar geëmotioneerde Omtzigt’. Maar achter de schermen spreken ze in veel hardere woorden over het gedrag van de NSC-leider.

‘Het lijkt relevante informatie voor burgers in verkiezingstijd: een partijleider die onvoorspelbaar en besluiteloos is’

Het heeft parallellen met het nieuws over de misdragingen van WNL-baas Bert Huisjes, die deze week (tijdelijk) opstapte. Het publiek was misschien verrast, maar dat gold niet voor journalisten en tv-makers in Hilversum. Zij deelden de verhalen over Huisjes’ ‘leiderschapsstijl’ al jaren – fluisterend. Ook de klachten over Matthijs van Nieuwkerk gingen jarenlang rond op het Mediapark voordat ze eindelijk in de krant stonden.

Zelfopgelegde omerta

Kennelijk kan een publiek persoon jarenlang zijn gang blijven gaan omdat er een zelfopgelegde omerta lijkt te gelden. Dat kan veel verschillende oorzaken hebben. Allereerst: het gaat om grote talenten, die uitzonderlijke prestaties leveren. Omtzigt toonde zich een onmisbaar en volhardend Kamerlid, Huisjes zette een herkenbare en eigenzinnige omroep neer, Van Nieuwkerk wist miljoenen aan de buis te kluisteren. Bewust of onbewust zijn prestaties vaak een ‘excuus’ voor gedrag.

Ten tweede zijn de belangen vaak (te) groot. Omtzigt, bijvoorbeeld, is met twintig zetels een grote machtsfactor. Huisjes waarborgde een onvervalst rechts geluid, dat de publieke omroep broodnodig heeft om zich tegen de Haagse critici te kunnen verweren. En Van Nieuwkerk stond voor onnavolgbare kijkcijfers en reclame-inkomsten.

Als derde een wat opportunistischer reden voor het grote stilzwijgen: je kunt iemand nog nodig hebben. Een succesvolle presentator of zenderbaas heeft veel te zeggen. Ook over jouw toekomstige programma’s en tv-optredens. Of gewoon over je (tijdelijke) baan als redacteur. Dat geldt ook voor een populaire politicus. Als jij ‘on the record’ uit de school klapt, hoor jij de volgende keer zeker niet bij het selecte groepje dat wordt uitgenodigd om op een hotelkamer de ins en outs over de formatie te horen.

De grond ingeboord

Ten vierde is er ook nog het eigen imago. Dat kan beschadigd raken door negatief af te geven op iemand die grote populariteit geniet. CDA’ers die in de zomer voorzichtig wat over Omtzigt zeiden, kregen de wind van voren. Hun bedenkingen werden weggezet als een ‘fluistercampagne’ tegen de lieveling van de kiezers. En VVD-coryfee Henk Kamp werd door links én rechts de grond ingeboord toen hij in verkiezingstijd een referentie maakte naar Omtzigts instabiele functioneren op Radio 1.

Kun je in je eentje op tegen een golf van reacties? Het is niet toevallig dat de presentatoren die zich openlijk over Huisjes uitspraken inmiddels een stevige reputatie en dito carrière hebben. Maar Eva Jinek, Merel Westrik en Roos Moggré spreken zich uit omdat ze zich verantwoordelijk voelen voor de jonge mensen bij WNL. En Wouter de Winther stelt dat de luisteraars (lees: de kiezers) gewoon het recht hebben om te weten of iemands karakter de vorming van een stabiel kabinet in de weg staat.

Dat ze allemaal binnen een dag bakken kritiek over zich heen kregen omdat ze de ‘zwijgcode’ naast zich neer hebben gelegd, was te voorspellen. Alleen al daarom kun je het dapper noemen.

Julia Wouters is politicoloog, coach en publicist.

Deze column verscheen op FD.nl op 08-03-2024

Laten we vooral niet doen of dit een Matthijsprobleem is.

Illustratie: Sébastien Thibault voor Het Financieele Dagblad

Jarenlang werkte ik als tv-redacteur, maar nooit op de redactie van De Wereld Draait Door of een ander programma met Matthijs van Nieuwkerk. Ook NOS Sport staat niet op mijn cv. Toch staat er niets in het rapport van de commissie-Van Rijn dat mij choqueert of verbaast. Wat mij wel verbaast (en boos maakt) zijn al die omroepbobo’s die in kranten en talkshows verschijnen om te zeggen hoe geschrokken ze zijn.

De kracht van het rapport ‘Niets gezien, niets gehoord, niets gedaan’ is dat het een stem geeft aan de ervaringen van veel verschillende mensen. Het voorkomt dat we incidenten isoleren, waarover we dan gaan discussiëren of ze nu wel of niet ernstig genoeg zijn. Het rapport richt zich op de opeenstapeling van ervaringen die zich dag na dag voordoen. Het gaat niet om die ene opmerking, of die ene persoon, maar het rapport maakt het cumulatieve effect zichtbaar.

In mijn jaren als redacteur werkte ik bij de commerciële en de publieke omroep en bij buitenproducenten. Ik maakte daar entertainment-, nieuws- en actualiteitenprogramma’s. Overal had of zag ik ervaringen zoals die in het rapport worden benoemd. Ik ben uitgescholden en vernederd en heb bakken met seksisme ondergaan. Dat gedrag was zeker niet exclusief voorbehouden aan tv-presentatoren. Ik heb met schatjes gewerkt van grote naam en faam, en met voor het grote publiek totaal onbekende, maar dictatoriale, eindredacteuren. Met collega’s die er achter je rug alles aan deden om je eruit te werken.

Exitgesprekken

De dictatoriale types waren mannen en vrouwen, al was het seksisme wel een mannenprobleem. Overal waren leidinggevenden die avances maakten en ontelbare ongepaste opmerkingen. Functioneringsgesprekken stonden gelijk aan exitgesprekken vol kritiek, zodat men je geen vast contract hoefde aan te bieden. Een hoofdredacteur loste dat zo op: ‘Je begrijpt natuurlijk zelf ook wel dat je alleen maar bent aangenomen omdat je een charmante verschijning bent’.

Al die kortlopende contracten zijn zowel de oorzaak als het gevolg van het gebrek aan waardering voor de mensen die het onzichtbare werk doen bij de omroep. Die medewerkers worden veelal gezien als totaal inwisselbaar. En omdat je steeds weer dezelfde baasjes op andere niveaus en bij andere programma’s tegenkomt, kun je je als jonge, ambitieuze starter niet permitteren om vijanden te maken.

Gelijkenissen met de ontgroening bij het studentencorps dringen zich op. Het is zo volkomen geaccepteerd en genormaliseerd om nieuwe aanwas te vernederen en om elkaar in seksisme te overtreffen, dat de nieuwe leden er een jaar later ook aan meedoen, met een 10 voor inzet.

Predikende directeuren

En hoewel de presentatoren nu vaak als boeman worden weggezet, wordt ook met hen – ook anno 2024 – vaak ronduit onfatsoenlijk omgegaan. Zo horen ze via de media (of zien in de planning) dat ze vervangen zijn door ‘jong talent’, of dat hun programma uit de programmering is geschrapt. Intussen verdringen hun directeuren zich al dagenlang voor de camera’s om naar aanleiding van het rapport-Van Rijn ‘fatsoen moet je doen’ te prediken. Het lijkt of zij oprecht geen idee hebben hoe diep de respectloosheid is ingesleten binnen hun eigen omroep, en in hun eigen geledingen.

En ach, misschien is het logisch. De mensen die de top hebben weten te bereiken in omroepland zijn diegene die er goed in geslaagd zijn in deze giftige cultuur te overleven. Sommigen van hen is dat gelukt door tegen de stroom in fatsoenlijk te blijven, maar er zijn er te veel van hen die dat lukte door het spel van verdeel en heers, likken naar boven en schoppen naar beneden onder de knie te krijgen.

‘De mensen die de top hebben weten te bereiken in omroepland kunnen in deze giftige cultuur blijkbaar goed leven’

De korte flexcontracten en de bijkomende onderlinge concurrentie helpen daar zeker niet bij. Waarom werkt onze publieke omroep niet allang met een pool aan redacteuren die gewoon in vaste dienst zijn bij de NPO en uitgeleend worden aan omroepen en programma’s? Met professionele functionerings- en beoordelingsgesprekken en een opleidingsaanbod om te groeien. Met leidinggevenden die weten hoe je een team samenstelt en op z’n best laat functioneren. En een werkcultuur waarin mensen zich durven uit te spreken en creatief durven zijn.

De oproep om ‘normaal te doen’ van de commissie is daarom, hoe lief bedoeld ook, niet een advies dat ons verder zal helpen als we niet eerst heel precies definiëren wat we met ‘normaal’ bedoelen. Want normaal is wat de norm is, en het is nu juist die norm die in-en-in giftig is. Laat daarom de oproep zijn: wees professioneel, wees fatsoenlijk, wees aardig.

En laten we vooral niet doen of dit een Matthijsprobleem is. Het probleem is dat respectloosheid in al zijn varianten zó normaal is in Hilversum dat zelfs de eindbazen het niet herkennen.

Deze column verscheen op 10 februari 2024 in Het Financieele Dagblad.

Nederlanders laten hun kinderen in de kou staan

lllustratie: Sebastien Thibault voor het Financieele Dagblad

Toen historicus en FD-columnist Mathieu Segers in december veel te jong overleed, dacht ik terug aan een essay van hem dat destijds diepe indruk op mij maakte. In ‘Een politiek van Gevolgen’ (De Groene Amsterdammer, november 2021) hekelde hij midden in de coronapandemie de Nederlandse arrogantie en het gebrek aan solidariteit met landen die hun ‘zaken minder goed op orde hadden’.

Segers stelde dat de Nederlanders gebukt gaan onder een vals zelfbeeld van superioriteit. Hierdoor kijken we bij problemen of crises alleen naar de gevolgen. De oorzaken liggen altijd elders, buiten onszelf. Doordat we denken het ‘van nature’ beter te weten (gidsland!), ontbreekt ons de wil om zaken écht te begrijpen.

Wie een jaar of drie later de kranten leest, weet: Segers’ analyse heeft niets aan actualiteit of urgentie ingeboet. Nog dagelijks zien we de focus op gevolgen. Die focus gaat steeds opnieuw gepaard met de weigering de oorzaken aan te pakken én de onbedwingbare neiging om naar ‘de ander’ te wijzen.

Voorbeelden te over, op veel verschillende beleidsterreinen. Dat wordt extra pijnlijk als jongeren de dupe zijn. We laten onze kinderen in de steek, bijvoorbeeld waar het gaat om antirookbeleid, vuurwerkslachtoffers en onderwijsresultaten.

‘Keihard aanpakken’

Neem het vuurwerkletsel. Maar liefst 70% van de vuurwerkslachtoffers is jongerdan 18 jaar. Toch reageerde de politiek deze maand weer voorspelbaar op alle amputaties en oog- en oorletsels bij onze scholieren. Veiligheidsminister Dilan Yesilgöz (VVD) richtte haar pijlen op de belagers van hulpdiensten: ‘We moeten ze keihard aanpakken.’ NSC-leider Pieter Omtzigt zag wel iets in het verbieden van bivakmutsen.

Reflectie op ons eigen beleid ontbreekt: de Nederlanders doen het al jaren prima (traditie!) en de anderen (raddraaiers!) zijn het probleem. Van een verbod op de verkoop van vuurwerk kan geen sprake zijn.

En terwijl we kalmpjes afkoersen op een nieuwe generatie vuurwerkslachtoffers bij de komende jaarwisseling, gaat het ideaal van de rookvrije generatie in rook op. Jongeren zijn juist méér gaan roken, daartoe verleid door vapes met snoepsmaakjes. Het verbieden van dit kankerverwekkende nicotinesnoep ging met een gekmakende slakkengang. Eindelijk – sinds 1 januari – mogen vape-winkels de smaakjes niet meer verkopen. Bozig vullen zij nu hun schappen met gewone sigaretten. Handig, ook, omdat de supermarkten dáárvoor straks – per 1 juli – een verkoopverbod opgelegd krijgen. Die supermarkten openen nu op hun beurt razendsnel ‘tabaksspeciaalzaken’, zo meldde het FD, direct naast hun filialen.

Van een afstandje bezien schiet ons antirookbeleid dus geen meter op. Financiële belangen wegen in ons land altijd zwaarder dan de gezondheid van onze kinderen. Want wat zegt het kabinet? Dat legt de schuld bij de bureaucratie. De vape-handelaren en supermarktketens aan banden leggen met een vergunningstelsel is ‘te complex en te duur’.

Leesplezier eruit geramd

Ondertussen, op school… daalt de leesvaardigheid van Nederlandse tieners dramatisch. Uit de meest recente cijfers blijkt dat één op de drie 15-jarigen onvoldoende kan lezen en schrijven. En ja, ontlezing is een wereldwijd probleem, maar bijna alle EU-landen scoren beter dan Nederland.

De oorzaak: onze lesmethodes. Die trainen kinderen om ‘signaalwoorden’ en ‘kernzinnen’ in een verhaal te detecteren. Daarmee wordt het leesplezier en tekstbegrip er vakkundig uitgeramd, zoals veel voorleesvaders en -moeders (onder wie ikzelf) kunnen bevestigen. Beleidsmakers weten dit al jaren, en de cijfers zijn steeds alarmerender. Toch houden commerciële bedrijven alle vrijheid om naar eigen inzicht de leesmethodiek te ontwikkelen: volgens onderzoek van Investico profiteren zij van een markt zonder drempels. Zelfs de overheidsdienst die scholen begeleidde bij de selectie en keuring van de leesmethodiek is geprivatiseerd. Volgens een oud-ambtenaar is ‘alle sturing op inhoud verdwenen.’

En wat doen we ertegen? We wijzen naar ouders die niet genoeg zouden voorlezen. En naar de mobiele telefoon.

‘In de strijd om de gunst van de kiezer lijkt het welhaast een aanbeveling om niet te intelligent over te komen’

We horen steeds meer politieke partijen schamperen dat je je ‘boerenverstand’ moet gebruiken en dat oplossingen simpel moeten zijn. In de strijd om de gunst van de kiezer lijkt het welhaast een aanbeveling om niet te intelligent over te komen. Dat stemt zorgelijk. Want het ontrafelen en aanpakken van oorzaken is ingewikkeld. Het vraagt tijd, moeite en intelligentie. Bovenal vraagt het de moed om een moreel standpunt in te nemen én om kiezers niet naar de mond te praten. Zonder die moed blijven kinderen de speelbal van fabrikanten en handelaren.

Julia Wouters is coach, politicoloog en publicist en voormalig politiek adviseur van Lodewijk Asscher (PvdA).

Deze column verscheen in het FD van 20 januari 2024

Geen baan zo belangrijk als die van Kamervoorzitter

Illustratie: Sébastien Thibault voor Het Financieele Dagblad

Onze Tweede Kamer kreeg donderdag een nieuwe voorzitter in de persoon van Martin Bosma van de PVV. Met 75 stemmen won Bosma van Kamerlid Tom van der Lee (GroenLinks-PvdA). Veel media duidden de stemming als een keuze tussen links en rechts, wat natuurlijk voorbijgaat aan het feit dat de voorzitter zich volstrekt neutraal dient te tonen.

Het valt op dat weinigen meer weten wat nu echt de taak van de Kamervoorzitter is. Het Reglement van Orde van de Tweede Kamer biedt hiervoor slechts een summiere leidraad. Dat is niet per se slecht: als alles is vastgezet in regeltjes, zegt hoogleraar staats- en bestuursrecht Wim Voermans, maak je het moeilijker om tot compromissen te komen.

Zelfs het spreken via de Kamervoorzitter is nergens vastgelegd, terwijl de gedachte erachter toch van groot belang is. Spreken via de voorzitter maakt het debat minder persoonlijk. Het maakt dat je je toon matigt en je woorden zorgvuldiger kiest. De voorzitter is immers slechts de intermediair, en geen politieke tegenstander.

De schraalheid van het Reglement veronderstelt een diepgeworteld en gedeeld besef van onderliggende normen. Maar het tegendeel is waar. Dat besef staat onder druk, ook ten tijde van vorige kabinetten, ook in de Eerste Kamer, ook op de ministeries. Ambtenaren worden zelfs op cursus gestuurd nu de Raad voor het Openbaar Bestuur — na het toeslagenschandaal — constateerde dat hun ‘rechtsstatelijke bewustzijn soms tekortschiet’. En onder jongeren is de kennis over onze democratie en rechtsstaat minimaal, bleek uit recent onderzoek.

‘De schraalheid van het Reglement veronderstelt een diepgeworteld en gedeeld besef van onderliggende normen’

We lijden aan normerosie, stelt universitair hoofddocent rechtsfilosofie en burgerschap Tamar de Waal. Zij haalt John Stuart Mill aan, die in On Liberty de term ‘dood dogma’ introduceert. Dat is het gevaar dat we niet meer met elkaar over onze belangrijkste overtuigingen spreken, omdat ze ‘gewoon’ belangrijk en waar worden geacht. Juist dan loop je als samenleving het risico dat men de principiële waarden vergeet die eraan ten grondslag liggen.

We hebben het allemaal te vanzelfsprekend gevonden. We hebben zó weinig met elkaar gepraat over onze democratische rechtsstaat, over wat die precies is en waarom hij zo belangrijk is, dat hij niet meer bij ons is verinnerlijkt.

‘Heel vervelend’

De werkwijze van oud-Kamervoorzitter Vera Bergkamp is hiervan een illustratie. Telkenmale versmalde zij een maatschappelijk en politiek probleem tot een persoonlijk probleem tussen Kamerleden. ‘Heel vervelend’ vond ze het dat Kamerlid Nilüfer Gündogan met haatmails uit de hoek van Denk en FvD werd geïntimideerd. Dat FvD’er Gideon van Meijeren in reactie zei juist ‘trots’ te zijn op zijn ‘achterban’, deed volgens Bergkamp ‘de Kamer geen goed’. In plaats van trefzeker in te grijpen tijdens het debat, ging Bergkamp naderhand Gündogan troosten.

In haar afscheidsinterview met het AD geeft Bergkamp geen blijk van voortschrijdend inzicht. Ze kijkt terug op het Kamerdebat waarin FvD-voormanThierry Baudet insinueerde dat Sigrid Kaag een spion was, en het voltallige kabinet de plenaire zaal verliet. Ze zegt: ‘Ik dacht: wat maken jullie me nu? Ik ben hier mijn werk aan het doen en jullie lopen weg. (…) Ik probeerde eerst te de-escaleren.’

Sussen

Maar de-escaleren en sussen is niet de taak van de Kamervoorzitter. Grenzen stellen en ingrijpen wel. Dat vraagt natuurlijk overwicht en autoriteit. Maar bovenal een democratisch en rechtsstatelijk kompas waar je — ook midden in de nacht — in een fractie van een seconde op kunt varen. Over dat laatste kun je slechts beschikken wanneer je doordrongen bent van het besef dat je niet je persoon, niet je partij, maar een instituut vertegenwoordigt.

Het is de taak van de voorzitter om in de Kamer de voorwaarden te waarborgen om vrij te kunnen spreken. Niet op de persoon, en zeker niet bedreigend, ook niet in indirecte zin. In ons parlement mag je heel veel zeggen, meer dan het Openbaar Ministerie gewone burgers toestaat. Dat legt een grote verantwoordelijkheid bij de Kamer en de voorzitter.

Veel mensen vinden, ook bij het FD, dat de ‘Wildersrevolte’ een kans verdient en geloven dat onze Nederlandse democratie weerbaar genoeg is. Laten ook zij zich bewust zijn dat hiervoor een voorwaarde geldt. Het dode dogma dient afgestoft en weer springlevend te worden. Dat is zeker, maar zeker niet alleen, de verantwoordelijkheid van de Kamervoorzitter.

Laten we het gesprek over onze rechtsstaat en democratie weer volop met elkaar voeren, aan de eettafel, in de Kamer en in de krant. Want vanzelfsprekend is het allemaal niet.

Julia Wouters is politicoloog, coach en publicist. Zij was voorheen politiek adviseur van Lodewijk Asscher (PvdA).

Wilt u reageren?

De opinieredactie van het FD verwelkomt uw bijdrage. Stuur uw reactie naar opinie@fd.nl. De spelregels voor lezersbijdragen vindt u hier.

Zullen we politici eens hun werk laten doen?

Ten tijde van het kabinet-Rutte-Asscher (2012 – 2017) werkte ik als politiek adviseur voor Lodewijk Asscher vanuit het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Bijna dagelijks verbaasde ik me erover dat PvdA-fractieleider Diederik Samsom zich zo liet afleiden door de waan van de dag. Vanuit de Tweede Kamerfractie van de PvdA was hij doorlopend bezig brandjes te blussen in de media. Zo werd elk willekeurig probleem zijn probleem en alles wat bijzaak was, hoofdzaak.

Niet veel later werd Asscher voorzitter van de PvdA-fractie in de Tweede Kamer en verhuisde ik met hem mee naar het Binnenhof. Al binnen enkele dagen ontdekte ik dat het daar nauwelijks te doen is om je hoofd bij de hoofdlijnen te houden. Ook wij werden onderdeel van de wurggreep waar pers en politici elkaar in gevangen houden.

En dat was ruim zes jaar geleden. In de tussentijd werd het er niet beter op, integendeel.

Dringen in de gangen

Het aantal Tweede Kamerleden is al bijna 70 jaar vastgelegd op 150. Maar het aantal politiek journalisten nam, met name de laatste jaren, enorm toe. Het zijn er inmiddels honderden. Zij verdringen zich in de gangen van het tijdelijke parlementsgebouw, en posten voor de deuren van Kamerleden.

Kamerleden die, door de versplintering van de fracties, steeds meer dossiers op hun bord krijgen en echt wel wat beters te doen hebben dan dagelijks tientallen journalisten te woord staan.

Journalisten die, door de toename van diverse soorten (sociale) media, als bloedhonden boven op elk akkefietje springen, om zo snel mogelijk het ‘nieuws’ hapklaar naar de lezer, kijker of luisteraar te brengen.

Meer rust

Niet eens zo heel lang geleden was al het nieuws dat na twee uur ’s middags gebeurde te laat om het Achtuurjournaal of de avondkrant nog te halen. Parlementair journalisten hadden dus vanzelf een verdere tijdshorizon, zo valt ook te leren uit het zeer lezenswaardige boek Wantrouwen in de Wandelgangendat journalisten Jan Tromp en Coen van de Ven onlangs uitbrachten.

Er was simpelweg meer rust om de grote lijnen in elk verhaal te zien. Nu is er elke minuut een update, kun je al wat gebeurt in vele liveblogs volgen en twitteren politieke duiders de betekenis van een gebeurtenis al terwijl die gebeurtenis nog volop aan de gang is.

En steeds vaker krijgt het vraagstuk ‘Waarom heeft u uw woordvoerder ontslagen?’ of ‘Heeft de fractievoorzitter ook nare karaktereigenschappen?’ meer aandacht en energie van pers en politici dan, ik noem waar wat, ‘Wat is uw visie op de ontwikkeling van de zorgkosten in het kader van de vergrijzing?’

Tegelijkertijd maak ik me er zelf ook schuldig aan, door in te gaan op hoe iemand het doet, in plaats van wat iemand doet. Zo zat ik nog niet zo lang geleden vrolijk aan een talkshowtafel te vertellen over de hondjes van Dilan Yesilgöz en Marjolein Moorman (die allebei Moos heten). Het kwam mij op een — terechte — oorwassing van wijlen Clairy Polak te staan.

Rel wordt crisis

Gelukkig zijn er ook nog genoeg journalisten die er, tegen de stroom in, in slagen hun hoofd bij de hoofdlijnen te houden. Het gaat me hier dus niet om personen, maar om het samenspel. Een discussie wordt een rel, een rel wordt bijna altijd een crisis. De journalisten verdringen zich om politici ter verantwoording te roepen over futiliteiten. In reactie neemt het aantal woordvoerders en spindoctors toe. Welhaast wanhopig proberen zij ‘regie op de boodschap’ te houden. Die krampachtige regiepogingen maken de journalisten weer argwanender en cynischer.

‘Wanhopig proberen woordvoerders en spindoctors ‘regie op de boodschap’ te houden’

Politici, op hun beurt, spelen dat spel dan weer mee. Bij de Algemene Politieke Beschouwingen horen we Kamerleden schande spreken dat Frans Timmermans van wachtgeld gebruikmaakt. Gemakshalve gaan ze eraan voorbij dat ook zijzelf campagne voeren op kosten van de belastingbetaler. Ze roepen bewindslieden op om te bezuinigen op communicatiemedewerkers op ministeries en ‘vergeten’ dat het merendeel van die medewerkers fulltime bezig is met de door diezelfde Kamer gevraagde transparantie en publieksvoorlichting. En natuurlijk met het te woord staan van het journalistenleger.

Zo versterken we allemaal het beeld van een politiek van leegheid en lelijkheid.

‘We missen visie!’, riep de journalistiek dertien jaar lang in koor in hun analyses van de kabinetten-Rutte. Geef politici dan ook de kans om die visie te ontwikkelen en uit te werken. Gun ze de tijd om diep in de dossiers te duiken. Neem zelf als pers daar ook flink de tijd voor. Journalisten die zich verdiepen, stellen interessantere vragen.

Er is niks mis met politici kritisch te bevragen. Maar laat het alsjeblieft wel ergens over gaan. De kiezer zal ons dankbaar zijn.

Deze column stond eerder in het FD van 22 september 2023

Eindelijk, de vrouwen op het Binnenhof pikken het niet langer

De Finse premier Sanna Marin was in Berlijn, op het congres van Europese sociaaldemocratische partijen vorige week, een ware sensatie. Mijn timelinevulde zich met de ene na de andere vrouw die zich stralend met Marin liet fotograferen. Het tumult dat uitbrak door de uitgelekte video van een dansende Marin, bezorgde haar onder vrouwen een ware sterstatus. Dat kwam doordat ze volkomen authentiek op dat tumult reageerde, met een vanzelfsprekende autoriteit, met zelfvertrouwen en met humor. De Duitse krant Bild riep haar zelfs uit tot ‘coolste premier van de wereld’.

Marin is het soort politica dat weigert zichzelf geweld aan te doen. Ze weigert zich te voegen naar het beeld van hoe een politicus hoort te zijn en hoe een vrouw zich hoort te gedragen. Dat is slim, want die twee beelden zijn niet met elkaar te verenigen.

Daarmee staat Sanna Marin symbool voor de hoop dat het voor vrouwen in de politiek überhaupt mogelijk is om zichzelf te blijven. Hoop die we hard nodig hebben nu kort achter elkaar twee vrouwen uit ons eigen parlement zich gedwongen voelden hun werk neer te leggen.

Esther Ouwehand (Partij voor de Dieren) en Ockje Tellegen (VVD) kampen respectievelijk met overbelasting en een burn-out. Ze zijn niet de eerste en vast ook niet de laatste Kamerleden. Hun vertrek maakt pijnlijk duidelijk dat we nieuwe voorwaarden moeten scheppen om te zorgen dat onze politici het wél volhouden.

De situatie schreeuwt om betere ondersteuning voor Kamerleden, om minder nachtelijke debatten en om parlementariërs die zelf minder hijgerig achter elke bal aanhollen. Maar daarboven ligt het belang om te breken met de cultuur dat scheldpartijen en seksisme er voor politici nu eenmaal bij horen. En dat jij, als je daar niet tegen kunt, niets in de politiek te zoeken hebt. De cultuur van ‘If you can’t stand the heat, get out of te kitchen.’

Het goede nieuws: er is iets aan het veranderen. Ouwehand en Tellegen grepen hun vertrek aan om de giftige cultuur in de politiek te agenderen. Zij kregen bijval van Corinne Ellemeet, Tweede Kamerlid voor GroenLinks. Ja, het is hard werken in de politiek, schrijft zij op sociale media. ‘Maar wat er echt inhakt, zijn de haat, agressie, minachting en beledigingen die je regelmatig over je heen krijgt.’ Dat alles, zo stelt zij, maakt de Haagse werkomgeving ‘extreem onveilig’.

Vrouwen zijn ‘anders’

Als alles wat je doet verkeerd valt, je voortdurend ten prooi valt aan kritiek, onversneden vrouwenhaat of zelfs doodverwensingen, dan kan dat zich in je lichaam vastzetten. Het is zeker niet zo dat die haat en agressie alleen de vrouwen treft. Lees bijvoorbeeld eens de bloemlezing van reacties die minister Hugo de Jonge op Twitter zette. Toch blijkt uit onderzoek van de Universiteit Utrecht dat vrouwen in de media meer en harder worden geraakt. Dat geldt niet alleen voor de bagger op sociale media. Politicoloog Zahra Ruderkamp onderzocht hoe traditionele media omgaan met vrouwelijke politici. Haar onderzoek laat zien dat ook deze media harder over vrouwen oordelen en vooral gericht zijn op hun ‘anders-zijn’.

Die conclusie is extra zuur omdat deze maand uit grootschalig internationaal onderzoek van Plan International blijkt dat meisjes en jonge vrouwen zich massaal uitgesloten voelen door de politiek. Zij herkennen zich niet in hun politieke leiders en zien hun belangen nauwelijks vertegenwoordigd. In Nederland was de opkomst van vrouwen bij de Gemeenteraadsverkiezingen in maart bijna 5% lager dan die van mannen. Tegelijkertijd was de actie ‘Stem op een Vrouw’ om het aantal vrouwen in de Gemeenteraden te vergroten, een succes: 459 vrouwen extra behaalden een zetel. Zo steeg het percentage vrouwelijke raadsleden van 37% naar 41%. De Volkskrant kopte van de weeromstuit dat vrouwen de gemeenteraden ‘bestormden’. Een term die toch eerder aan de bestorming van het Capitool doet denken dan aan een bescheiden toename van 4%. Het illustreert dat vrouwen in de politiek nog steeds gelden als uitzondering op de norm.

‘De opkomst van vrouwen bij de Gemeenteraadsverkiezingen was bijna 5% lager dan die van mannen’

En dan hebben we het nog niet eens over vrouwen van kleur. Zo begeleidde ik onlangs een groep vrouwen op een rondleiding door de Tweede Kamer. Toen we op de publieke tribune het vragenuurtje wilden bijwonen, sloot de deur vlak voor de neus van de vijf zwarte vrouwen in het gezelschap. Pas nadat duidelijk werd dat ze bij onze groep hoorden, mochten ze plaats nemen op de ruim aanwezige vrije plekken. Een pijnlijk voorbeeld dat een groepje vrouwen van kleur in het gebouw van onze democratie nog dermate ongewoon is dat de bode ze aanzag voor onruststokers.

Wat gaan we doen aan the heat in the kitchen? Met elkaar kunnen we de keuken verbouwen tot een meer welkome plek. Je hoeft er helemaal niet tegen te kunnen. Je mag je uitspreken. En op die manier werk je aan een nieuwe norm. Wees jezelf, voel het recht om dat te zijn. Kies je pad bewust, zodat je bij kritiek weet dat dit is waar je voor gekozen hebt, en je er dus niet zo makkelijk vanaf te brengen bent. Word geen kopie, probeer niet in te vullen hoe je denkt dat het hoort, of te voldoen aan wat je denkt dat er van je verwacht wordt. Kijk waar dat Liz Truss heeft gebracht; door te kiezen voor een Thatcher-imitatie bewerkstelligde zij haar eigen ondergang.

Wanneer je als vrouw trouw blijft aan jezelf en opeist dat je jezelf kunt zijn, gaat er een nieuwe wereld open. Het zal de haatzaaiers en seksisten niet doen verstommen. Maar de kans is groot dat je uitgroeit tot inspiratiebron en voorbeeld voor velen. Kijk maar naar politieke rocksterren als Sanna Marin, Alexandria Ocasio-Cortez, Stacey Abrams en Jacinda Ardern.

‘Je hoeft er helemaal niet tegen te kunnen. Je mag je uitspreken. En op die manier werk je aan een nieuwe norm’

Er zijn vast maatregelen te bedenken om de drek op sociale media aan te pakken. Maar het begint ermee dat je je uitspreekt. Met elkaar en in het openbaar. Steun elkaar. Zeg dat dit er niet bij hoort. Dat het moet en zal veranderen, omdat de politiek een plek hoort te zijn waar je mens mag zijn, vrouw mag zijn.

Corinne Ellemeets oproep tot meer respect riep, niet verrassend, veel scheldreacties op. Het vergt moed om je uit te spreken, en ik ben haar dankbaar dat ze het doet. Net zoals ik haar dankbaar ben dat ze zogenoemde ‘vrouwenkwaaltjes’ op de politieke agenda zet, zoals de overgang en endometriose. Ook dat levert haar spot op. Maar voor mij, en voor veel andere vrouwen, toont dat juist aan dat de politiek een plek is waar vrouwen broodnodig zijn en thuishoren.

Julia Wouters is politicoloog, coach en publicist.

Deze column verscheen in het Financieele Dagblad van 22-10-2022

Probeer het eens met de waarheid

Twintig jaar geleden overleed Pim Fortuyn. Terecht hebben we hem deze weken daarom veel gezien in kranten en op televisie. Dat komt ook doordat veel journalisten zijn opkomst intensief hebben meebeleefd. Menig chef van de Haagse redactie stond er destijds als groentje met de neus bovenop.

Ook ikzelf werkte in de jaren 00 als beginnend parlementair verslaggever, bij RTL Nieuws. Ik was in het Gooiland Theater toen Fortuyn lijsttrekker werd van Leefbaar Nederland. Toen hij tijdens ‘de nacht van Fortuyn’ weer uit die partij werd gegooid, stond ik buiten te posten bij het flatje van woordvoerder Kay van der Linden. In Nieuwspoort rook ik de walgelijke geur van de taart die hij in z’n gezicht gesmeten kreeg. Ik stond op het Mediapark toen een ambulance zijn levenloze lichaam afvoerde.

Al die gebeurtenissen volgden elkaar in razend tempo op. En in een oogwenk bleek alles anders te zijn dan we zo lang gedacht hadden.

Het maakte op mij een onuitwisbare indruk. Bovenal leerde Pim Fortuyn me een politieke les die ik nooit vergeten ben: de waarde van authenticiteit. Nog elke dag bepaalt dat mijn kijk op politiek en communicatie.

Als junior Haags verslaggever begeleidde ik Frits Wester naar zijn optreden bij talkshow Barend & Van Dorp. Voor de uitzending was er opgewonden gezoem op de redactie. Fortuyn zou die avond te gast zijn en Frits Barend en Henk van Dorp wilden hem confronteren met het gerucht dat hij homoclubs frequenteerde én een voorliefde had voor jonge Marokkaanse jongens. Hiermee zouden ze Fortuyn ‘ontmaskeren’ voor zijn achterban, voor wie dit toch zeker een brug te ver zou zijn.

In de uitzending doofde die opzet uit als een nachtkaars. Fortuyn barstte bij de confronterende vragen in schaterlachen uit. ‘En dan zeggen ze van mij dat ik een racist ben, terwijl, ik neuk met ze!’ Hij vertelde een gezonde, ongebonden man te zijn en niet in te zien waarom dat niet zou mogen. Weg was het onderwerp. De heren presentatoren zaten er wat beteuterd bij.

Die openheid over zijn seksleven was voor Fortuyn geen baldadige bui, maar kwam voort uit de doorleefde overtuiging dat hij niets had om zich voor te schamen. Want ook bij andere gelegenheden vertelde hij met trots over zijn seksuele voorkeur. Hij leek er lol in te hebben dat dat mensen soms te ver ging. ‘Heb ik weleens eerder met moslims gesproken? Ik ga zelfs met ze naar bed, meneer de imam.’ antwoordde hij op een vraag van imam Abdullah Haselhoef.

‘Fortuyn had de doorleefde overtuiging dat hij niets had om zich voor te schamen’

Ook in meer alledaagse confrontaties gleed kritiek van hem af. Op het commentaar van journalisten dat hij nogal kinderachtig was weggelopen bij een debat met GroenLinks-lijsttrekker Paul Rosenmöller, antwoordde hij: ‘Ik ben ook maar een man die kwaad kan worden en driftig is. Op zo’n moment ben ik met mijn eigen emoties bezig.’

Fortuyn was uitzonderlijk weerbaar, omdat de man volstrekt authentiek was. Een wufte en geaffecteerde dandy. Met zijn tuttige hondjes, sigaar en Bentley was hij bepaald geen man van het volk. Maar hij werd op handen gedragen, juist door mensen die hun vertrouwen in de politiek verloren waren.

Inmiddels is politieke beeldvorming een Haagse obsessie geworden. Zie het toeslagenschandaal. Zie ook de ‘functie elders’, met de val van het kabinet en een eindeloze formatie tot gevolg. Sywert-gate. De misstanden bij D66. Hoeveel ellende hadden politici zichzelf en het land kunnen besparen door gewoon een eerlijk antwoord op vragen te geven?

We zien ze vooral bezig met gladstrijken. De bal voor zich uit schoppen, zodat een probleem weer even weg is. Als het er maar goed uitziet. Maar het probleem is dat iedereen het doorheeft.

‘Democratie is niet voor bange mensen’, zeggen politici vaak. En toch wordt Den Haag bevolkt door bangeriken. Kopschuw voor de kop boven het interview. Doodsbang om een uitglijer te maken.

Maar mensen verwachten helemaal niet dat Mark Rutte perfect is. We willen dat hij oprecht is. Mensen eisen niet dat Hugo de Jonge ons foutloos door een pandemie leidt. We willen dat hij eerlijk is over zijn fouten, en dat hij ervan leert. We willen dat Sigrid Kaag ergens in gelooft en daarvoor gaat staan. Het vertrouwen in de politiek is niet laag omdat politici fouten maken, maar omdat ze die niet toegeven. Omdat ze eromheen praten. Met de woede bij de persconferentie van D66 als laatste kookpunt en dieptepunt.

Na twintig jaar lijken bewindslieden en hun voorlichters nog niet te begrijpen dat de boosheid van het volk en de pers wordt opgepord door gebrek aan oprechtheid en eerlijkheid. Leer van Fortuyn: probeer het eens met de waarheid. Als je je door angst laat leiden, krijg je precies waar je bang voor bent.

We hebben ook een witte man mét haar

‘Ik zie geen vrouwen. Je kunt niet spreken van een heel divers college, hoe komt dat?’ vraagt een verslaggever bij de presentatie van het coalitieakkoord van de gemeente Zuidplas. De onderhandelaars – vijf witte mannen van zekere leeftijd – barsten in lachen uit. De formateur antwoordt dat als er vrouwen zouden zijn voorgedragen ‘niemand van de partijen daar a priori nee tegen zou hebben gezegd.’

Benno de Ruiter (CDA) vult aan dat hij het prima vindt als vrouwen zich kandideren voor het wethouderschap, ‘maar als dat niet het geval is kan je ook geen vrouwen aandragen.’ Hij lijkt tevreden met deze robuuste logica. Ferry van Wijnen (VVD) kan melden dat er bij hun wethouderskandidaten wél een vrouw zat, ‘maar daar is de keuze niet op gevallen’.

En zo komt het dat de enige zichtbare diversiteit in het college van Zuidplas een VVD’er is mét haar. Een welkome afwisseling. Alle overige fractievoorzitters en wethouders zijn kale, witte mannen. Hun coalitieakkoord draagt overigens trots het motto ‘Ruimte voor Iedereen’.

Het zou om te lachen zijn als het niet zo pijnlijk was. Want Zuidplas is slechts één voorbeeld uit vele gemeentes. Op Twitter verzamelt @NicolienBadura foto’s van net gevormde colleges door het hele land. Haar plaatjes van blije mannen in blauwe pakken illustreren het onderzoek van Marcia Nieuwenhuis voor het AD. Daaruit blijkt dat het percentage vrouwen in de nieuwe colleges blijft steken op 27% en dat bij de laatste telling maar liefst 46 van de 154 gemeenten alleen mannelijke wethouders hebben.

‘Ik ben het moe steeds weer uit te leggen dat diversiteit in het bestuur beter beleid oplevert’

Uit interviews voor mijn boek ‘De Zijkant van de Macht, waarom de politiek te belangrijk is om aan mannen over te laten’ (2018) bleek dat vrijwel alle vrouwelijke politici aanvankelijk grote twijfels hadden of ze geschikt waren voor de politiek. Geen wonder, ze herkenden zich nauwelijks in het prototype politicus. Het was door overtuigingskracht van buitenaf dat deze vrouwen tóch de stap zetten.

Vier jaar later blijkt dit simpele inzicht nog amper doorgedrongen tot de zelfingenomen politieke kaste van witte mannen. Ze lijken daadwerkelijk te geloven dat zij het best mogelijke bestuur vormen met de reproductie van mannen als zijzelf.

Ik ben het moe steeds weer uit te leggen dat diversiteit in het bestuur beter beleid oplevert. Dat onze democratie er baat bij heeft als zoveel mogelijk Nederlanders zich herkennen in hun bestuurders. Onderhand is het gewoon gênant. Gelukkig vonden de journalisten in Zuidplas dat ook.

Column verscheen in het Financieele Dagblad 3-6-2022