Geen baan zo belangrijk als die van Kamervoorzitter

Illustratie: Sébastien Thibault voor Het Financieele Dagblad

Onze Tweede Kamer kreeg donderdag een nieuwe voorzitter in de persoon van Martin Bosma van de PVV. Met 75 stemmen won Bosma van Kamerlid Tom van der Lee (GroenLinks-PvdA). Veel media duidden de stemming als een keuze tussen links en rechts, wat natuurlijk voorbijgaat aan het feit dat de voorzitter zich volstrekt neutraal dient te tonen.

Het valt op dat weinigen meer weten wat nu echt de taak van de Kamervoorzitter is. Het Reglement van Orde van de Tweede Kamer biedt hiervoor slechts een summiere leidraad. Dat is niet per se slecht: als alles is vastgezet in regeltjes, zegt hoogleraar staats- en bestuursrecht Wim Voermans, maak je het moeilijker om tot compromissen te komen.

Zelfs het spreken via de Kamervoorzitter is nergens vastgelegd, terwijl de gedachte erachter toch van groot belang is. Spreken via de voorzitter maakt het debat minder persoonlijk. Het maakt dat je je toon matigt en je woorden zorgvuldiger kiest. De voorzitter is immers slechts de intermediair, en geen politieke tegenstander.

De schraalheid van het Reglement veronderstelt een diepgeworteld en gedeeld besef van onderliggende normen. Maar het tegendeel is waar. Dat besef staat onder druk, ook ten tijde van vorige kabinetten, ook in de Eerste Kamer, ook op de ministeries. Ambtenaren worden zelfs op cursus gestuurd nu de Raad voor het Openbaar Bestuur — na het toeslagenschandaal — constateerde dat hun ‘rechtsstatelijke bewustzijn soms tekortschiet’. En onder jongeren is de kennis over onze democratie en rechtsstaat minimaal, bleek uit recent onderzoek.

‘De schraalheid van het Reglement veronderstelt een diepgeworteld en gedeeld besef van onderliggende normen’

We lijden aan normerosie, stelt universitair hoofddocent rechtsfilosofie en burgerschap Tamar de Waal. Zij haalt John Stuart Mill aan, die in On Liberty de term ‘dood dogma’ introduceert. Dat is het gevaar dat we niet meer met elkaar over onze belangrijkste overtuigingen spreken, omdat ze ‘gewoon’ belangrijk en waar worden geacht. Juist dan loop je als samenleving het risico dat men de principiële waarden vergeet die eraan ten grondslag liggen.

We hebben het allemaal te vanzelfsprekend gevonden. We hebben zó weinig met elkaar gepraat over onze democratische rechtsstaat, over wat die precies is en waarom hij zo belangrijk is, dat hij niet meer bij ons is verinnerlijkt.

‘Heel vervelend’

De werkwijze van oud-Kamervoorzitter Vera Bergkamp is hiervan een illustratie. Telkenmale versmalde zij een maatschappelijk en politiek probleem tot een persoonlijk probleem tussen Kamerleden. ‘Heel vervelend’ vond ze het dat Kamerlid Nilüfer Gündogan met haatmails uit de hoek van Denk en FvD werd geïntimideerd. Dat FvD’er Gideon van Meijeren in reactie zei juist ‘trots’ te zijn op zijn ‘achterban’, deed volgens Bergkamp ‘de Kamer geen goed’. In plaats van trefzeker in te grijpen tijdens het debat, ging Bergkamp naderhand Gündogan troosten.

In haar afscheidsinterview met het AD geeft Bergkamp geen blijk van voortschrijdend inzicht. Ze kijkt terug op het Kamerdebat waarin FvD-voormanThierry Baudet insinueerde dat Sigrid Kaag een spion was, en het voltallige kabinet de plenaire zaal verliet. Ze zegt: ‘Ik dacht: wat maken jullie me nu? Ik ben hier mijn werk aan het doen en jullie lopen weg. (…) Ik probeerde eerst te de-escaleren.’

Sussen

Maar de-escaleren en sussen is niet de taak van de Kamervoorzitter. Grenzen stellen en ingrijpen wel. Dat vraagt natuurlijk overwicht en autoriteit. Maar bovenal een democratisch en rechtsstatelijk kompas waar je — ook midden in de nacht — in een fractie van een seconde op kunt varen. Over dat laatste kun je slechts beschikken wanneer je doordrongen bent van het besef dat je niet je persoon, niet je partij, maar een instituut vertegenwoordigt.

Het is de taak van de voorzitter om in de Kamer de voorwaarden te waarborgen om vrij te kunnen spreken. Niet op de persoon, en zeker niet bedreigend, ook niet in indirecte zin. In ons parlement mag je heel veel zeggen, meer dan het Openbaar Ministerie gewone burgers toestaat. Dat legt een grote verantwoordelijkheid bij de Kamer en de voorzitter.

Veel mensen vinden, ook bij het FD, dat de ‘Wildersrevolte’ een kans verdient en geloven dat onze Nederlandse democratie weerbaar genoeg is. Laten ook zij zich bewust zijn dat hiervoor een voorwaarde geldt. Het dode dogma dient afgestoft en weer springlevend te worden. Dat is zeker, maar zeker niet alleen, de verantwoordelijkheid van de Kamervoorzitter.

Laten we het gesprek over onze rechtsstaat en democratie weer volop met elkaar voeren, aan de eettafel, in de Kamer en in de krant. Want vanzelfsprekend is het allemaal niet.

Julia Wouters is politicoloog, coach en publicist. Zij was voorheen politiek adviseur van Lodewijk Asscher (PvdA).

Wilt u reageren?

De opinieredactie van het FD verwelkomt uw bijdrage. Stuur uw reactie naar opinie@fd.nl. De spelregels voor lezersbijdragen vindt u hier.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *