Het is een bekend fenomeen: politici die opeens fanatiek opkomen voor kwetsbare groepen. Je hoort ze nooit over de positie van, bijvoorbeeld, lhbti’ers of vrouwen. Maar ineens hebben ze de mond vol van homo- of vrouwenrechten, zodra die kunnen dienen als stok om moslims, migranten of asielzoekers mee te slaan.
Dezelfde selectieve verontwaardiging zien we als het om antisemitisme gaat. Begrijp me niet verkeerd: het is belangrijk dat er een duidelijke grens wordt getrokken wanneer er sprake is van discriminatie in het algemeen en Jodenhaat in het bijzonder. De antisemitische incidenten – die schrikbarend toenemen – verdienen een luide veroordeling. Ook toen onlangs zangeres Lenny Kuhr op een intimiderende manier verantwoordelijk werd gehouden voor de politiek van Israël, louter omdat ze Joods is en er familie heeft.
Maar ik twijfel soms aan de oprechtheid van de luidkeelse verontwaardiging van politici. Journalist Tom-Jan Meeus heeft daar een mooie verklaring voor. In zijn recent verschenen essay Duidelijkheid stelt hij dat in dit tijdperk van ‘aandachtspolitiek’ de politiek niet meer draait om de moeilijkheden van mensen. Nee, de moeilijkheden van mensen dienen om aandacht op politici te vestigen.
Als politici denken te kunnen scoren met een probleem, zijn ze er als de kippen bij om moord en brand te schreeuwen. Een recent dieptepunt hiervan waren de stigmatiserende ideeën van BBB’s Caroline van der Plas. In talkshow Op1 pleitte zij ervoor om de Holocaust een onderwerp te maken van de inburgeringscursus voor vreemdelingen. Want, zo zei ze, bij veel vluchtelingen – ‘niet alle, want dan krijgen we dat weer’ – zit de Jodenhaat diep in hun ziel. Daarmee reduceert Van der Plas de Jodenhaat tot een probleem dat we importeren en dat dus oplosbaar is met maatregelen tegen asielzoekers.
Zou dat, een importprobleem? Pas na 80 jaar heeft Nederland eindelijk een museum dat de Holocaust herdenkt. Op de plek waar sinds 2021 het Namenmonument staat, stond eerst het monument van Joodse erkentelijkheid: hier werden niet de slachtoffers van de Holocaust herdacht, maar de hulp van Nederlanders aan Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het staat symbool voor ons Nederlandse zelfbeeld: antisemitisme komt van buiten. Wij zijn immers goed. (Hoe wrang is het dat het Namenmonument er pas kwam na vele jaren juridische procedures van omwonenden die zich zorgen maakten over hun woongenot.)
Uitsluiten en wegzetten
Hoe welgemeend is trouwens de verontwaardiging over discriminatie van politici die nu drukdoende zijn een coalitie te vormen? Politici die dolgraag samenwerken met een partij die continu bevolkingsgroepen uitsluit, wegzet en weg wil sturen? Kijk nog eens naar Geert Wilders’ uitspraak: ‘Wilt u meer of minder Marokkanen? Dan gaan we dat regelen!’ Of naar zijn voorstel voor een landelijk Polenmeldpunt. Vervang het woord ‘Marokkanen’ of ‘Polen’ eens door ‘Joden’. En kijk dan nog eens naar wat er staat. De dubbele standaard slaat je in het gezicht.
Als de Jodenhaat-kaart getrokken wordt om de schuld bij buitenlanders te leggen, is het moeilijk met een genuanceerd antwoord te komen. Immers, elke nuancering lijkt of je antisemitisme vergoelijkt. Eén verkeerd woord en je kop gaat eraf. Het maakt linkse partijen kopschuw in deze wedstrijd van verontwaardiging.
Daarmee wordt de Jodenhaat-kaart een effectieve tactiek voor (radicaal)rechtse populisten. Het mes snijdt aan twee kanten: je zet de schijnwerpers op jezelf en tegelijkertijd snoer je links de mond. Dat je in dezelfde beweging niet het geduld kunt opbrengen om de polarisatie te verminderen en een échte oplossing te bedenken, ach, daar gaat het nu even niet om.
Bij de opening van het Holocaustmuseum in maart demonsteerden verschillende groepen mensen voor of tegen de komst van de Israëlische president. Enkele demonstranten maakten zich daarbij schuldig aan intimidatie. Het Amsterdamse raadslid Itay Garmy (Volt) deed na afloop een klemmend beroep op politici. Gebruik de demonstratie niet voor je eigen politieke gewin, verzuchtte hij, ‘Daarmee zaai je slechts verdeeldheid en haat.’ Maar, zo riep hij op, protesteer altijd tegen intimidatie. Want wanneer dat onvoldoende gebeurt, zullen steeds meer mensen, Joden, maar ook anderen, zich kwetsbaar en onveilig voelen.
Daarmee gaf Garmy rechts en links stof tot nadenken: rechts overschreeuwt zichzelf, links blijft te stil. Het zou niet moeten uitmaken of je sympathiseert met een demonstratie of juist niet.
Laat Garmy’s oproep leidend zijn. Laat politici zich altijd luidkeels verzetten als mensen worden geïntimideerd en gediscrimineerd, om welke bevolkingsgroep het ook gaat. Niet omdat dat goed is voor je eigen peilingen, maar omdat dat goed is voor ons land en al haar inwoners.
Dit artikel staat in het FD van 6 april 2024
Rake analyse!