DOOR JULIA WOUTERS BEELD LIZE PRINS
Nee, geen speciale vrouwenpartij, een bundeling van krachten als het om de politieke agenda gaat is veel effectiever, dat wist Joke Smit allang. In het geweldige afscheidsinterview dat ze met Hedy d’Ancona in september 1981 twee maanden voor haar dood had voor OPZIJ, gaf ze al haarfijn te kennen welke kant het op zou moeten. Dit interview is nog griezelig actueel en kan via onze site in zijn geheel worden gelezen. Julia Wouters, auteur van de Zijkant van de politiek, pakt de draad op. Tijd voor actie!
Toen Joke Smit wist dat ze niet lang meer te leven had, trok ze zich niet terug met haar geliefden maar ging ze als een bezetene aan het werk. Met een nog grotere intensiteit en verbetenheid dan ze haar korte leven al had gedaan. Er was nog zoveel dat ze wilde bereiken voor de vrouwenzaak, dat ze elke resterende minuut wilde gebruiken.
Joke Smit wordt wel beschouwd als de grondlegger van de tweede feministische golf in ons land. Op haar sterfb ed leek het of ze zich ook hoogstpersoonlijk verantwoordelijk voelde voor de (succesvolle uitvoering) van de feministische agenda.
Die gedrevenheid blijkt heel duidelijk uit het prachtige afscheidsinterview dat Hedy d’Ancona met haar had in september 1981 in wat toen nog radikaal feministisch blad Opzij heette.
Misschien is ‘prachtig’ niet het juiste woord en ‘afscheid’ dekt de lading ook al niet, want het is allesbehalve een terugblik op haar leven. Smit kijkt alleen vooruit. Het interview leest als een uitgebreide To Do-lijst voor de lezer. Smit is in het interview heel duidelijk over wat het belangrijkste doel van feministen zou moeten zijn: politieke macht. En ze laat het ook niet aan de verbeelding van de lezer over hoe die macht bereikt moet worden.
De kop boven het interview was: ‘’t Kan helaas niet zondervrouwenpartij.’
Na ruim een decennia ploeteren om de emancipatieagenda aan de man te brengen, zag ze een Vrouwenpartij als onvermijdelijk. Net zoals de SDAP ooit was opgericht om op die manier de belangen van arbeiders te behartigen, ongeacht uit welke ideologische zuil ze afkomstig waren, zo moesten vrouwen/feministen zich volgens haar ook als groep politiek organiseren. Zo niet, dan zou hun agenda altijd het onderspit blijven delven. Immers, mannen zouden macht en invloed moeten inleveren om meer ruimte voor vrouwen te maken. En haar ervaring daarmee was tot dan toe niet hoopgevend geweest. Want hoewel mannen in Smits eigen partij (de Pvda) de mond vol hadden over eerlijk delen van macht, kennis en middelen – bleek dat in de praktijk toch een stuk ingewikkelder als het henzelf betrof. Zelf had ze het na een jaar in de Amsterdamse gemeenteraad al voor gezien gehouden omdat ze geen ruimte kreeg. Ed van Thijn, in die tijd fractievoorzitter, vertelde later dat de fractie zich pas door haar vlammende afscheidsrede realiseerde ‘welk talent wij in huis hadden’.
Smit was tot de conclusie gekomen dat een CDAfeministe linkser was dan 99 procent van de mannen bij de Pvda of de PSP: ‘Want zij is niet alleen voor eerlijk delen in de wereldeconomie, maar ook voor eerlijk delen thuis.’ Smit ging verder dan alleen stelling te nemen. In het OPZIJ-interview deed ze haar hele politieke strijdplan minutieus uit de doeken.
Realist als ze was, erkende ze dat de tijd nog niet rijp was voor een vrouwenpartij. Daar moest naartoe gewerkt worden. De eerste concrete stap, zo stelde ze, was dat er veel meer samengewerkt moest worden door vrouwen in een vrouwenfractie. Daarin zouden feministen elkaar over de partijgrenzen heen opzoeken om vrouwenbelangen er bij hun eigen partij doorheen te drukken. Of zo nodig met elkaar voor een voorstel te stemmen, zelfs als dat afweek van het standpunt van de mannen in hun eigen fractie.
Smit was geïnspireerd door de motie-Tendeloo uit 1955, die een einde maakte aan het gebruik dat je als ambtenares ontslagen werd wanneer je trouwde. De motie was met een hele krappe meerderheid aangenomen. Het feit dat alle vrouwelijke Kamerleden de motie hadden gesteund, had het verschil gemaakt. Het toonde aan dat vrouwen wel degelijk invloed konden hebben, als ze elkaar maar steunden.
Een paar weken na het verschijnen van het artikel in OPZIJ overleed Joke Smit.
De journalistiek ziet zichzelf tegenwoordig vooral als doorgeefluik van de meningen van anderen of als commentator aan de zijlijn. Maar OPZIJ vatte haar rol in die tijd een stuk ruimer op. Dankzij OPZIJ was het Kamerbreed Vrouwen Overleg datzelfde jaar nog een feit. Vanaf dat moment kwamen alle vrouwelijke leden van de Eerste en Tweede Kamer regelmatig bij elkaar om over politieke en andere zaken te praten, ongehinderd door partijdiscipline.
Door mannen werd het Kamerbreed Vrouwenoverleg vaak afgedaan als een machteloos hobbyclubje, maar de vrouwen die ik voor mijn boek Dezijkant van de macht sprak, verhaalden er vol enthousiasme over. Niet alleen vonden ze er steun, ze bereikten wel degelijk wat. “Wij hebben echt met elkaar strategieën bedacht om de dingen door de fracties heen te krijgen die wij goed voor de emancipatie vonden en waar we het van links tot rechts over eens waren,” vertelt Annemarie Jorritsma (VVD). De informatie die de vrouwen met elkaar deelden, gebruikten ze om hun eigen fractie onder druk te zetten. Jeltje van Nieuwenhoven (Pvda):
“In de VVD-fractie konden de vrouwen zeggen: ‘Binnen de Pvda gaan ze nu echt iets doen met een motie over kinderopvang. Dan kunnen wij toch niet achterblijven!’ Zo kon je elkaar helpen.”
Toch stierf het Kamerbreed Vrouwen Overleg midden jaren negentig een stille dood. Je zou kunnen beweren dat het ten onder ging aan haar eigen succes. Er was inmiddels veel bereikt met de Wet gelijke behandeling die in 1994 werd aangenomen als hoogtepunt. Daarmee was de gelijkheid tussen mannen en vrouwen wettelijk vastgelegd. Het gevoel overheerste dat het nu vooral nog zaak was om die gelijke kansen te pakken. Echte gelijkheid was nog slechts een kwestie van tijd. De gedachte dat vrouwen gemeenschappelijke belangen hebben en onderling solidair moeten zijn, verdween. En daarmee ook de belangstelling voor een vrouwenfractie. En waren de meeste vrouwen tot die tijd op de vleugels van de vrouwenbeweging de politiek in gekomen, nu wilden vrouwen bewijzen dat ze niet in de politiek zaten omdat ze vrouw waren, maar vanwege hun persoonlijke kwaliteiten. Daardoor voelden ze zich geremd om nog langer op typische vrouwenthema’s te hameren.
Wat ook meespeelde was dat vrouwen het zat waren dat er net gedaan werd of iets als kinderopvang of ouderschapsverlof alleen een vrouwenonderwerp was. Nu was de beurt aan de mannen om zich daar hard voor te maken. Vrouwen moesten zich meer richten op de klassieke machtsportefeuilles zoals Financiën en Economische Zaken.
Hoewel ze gelijk hadden, was het effect rampzalig.
De voorheen klassieke vrouwenonderwerpen zoals bijvoorbeeld de combinatie van arbeid en zorg stonden nu onderaan de agenda of vielen er helemaal vanaf.
Het estafettestokje was niet overgepakt maar lag op de grond.
Inmiddels ligt het optimistisme dat het vanzelf wel goed gaat komen achter ons.
Vrouwen hebben hun achterstand in opleidingsniveau ruimschoots ingehaald, maar daarmee is het positieve nieuws ook wel op. De genderongelijkheid is desondanks reuze hardnekkig gebleken. We kennen de cijfers.
De ongelijkheid tussen mannen en vrouwen krijgt dan ook weer volop aandacht. Je ziet het terug op tv, in de kranten en op diverse podia. De vrouwenstrijd begint weer hip te worden en steeds meer vrouwen durven zichzelf na lange tijd weer trots feminist te noemen. Maar het aantal vrouwen in de politiek neemt sinds 2010 juist af in plaats van toe. Vrouwen zijn in de politiek nog steeds een minderheid, en op plekken met echte invloed zijn vrouwen al helemaal pijnlijk schaars. In de Tweede Kamer zijn maar twee fractievoorzitters vrouw.
Vrouwenorganisaties lijken niet zo gebrand op het vergaren van politieke macht als Joke Smit en haar tijdgenoten waren.
Verwonderlijk is dat niet. Het past in onze tijdsgeest.
Het maatschappelijke vertrouwen in de politiek is laag. Daardoor kijken vrouwen niet naar de politiek voor oplossingen en zien ze voor zichzelf veel te weinig de opdracht om politiek actief te worden. Daardoor ontbreekt het de vrouwenbewegingen aan een duidelijke politieke agenda of politiek aanvalsplan.
Was de slogan van het tweede golf-feminisme nog: ‘Het persoonlijke is politiek’, tegenwoordig is het politieke weer gewoon persoonlijk. Barrières en obstakels die vrouwen ervan weerhouden om meer invloed en macht te vergaren, worden afgedaan als persoonlijk falen. De verantwoordelijkheid ligt bij individuele vrouwen. U kent de argumenten wel: vrouwen zijn niet ambitieus genoeg, het zijn balanstrutjes die niet willen. Ze moeten vaker hun vinger opsteken. Bereid zijn meer, langer en harder te werken. Ze moeten de juiste partner zoeken of met hem het gesprek aangaan en vooral niet te vroeg of te laat kinderen nemen. Ze moeten het vooral ook allemaal gewoon veel beter regelen. En niet zo onzeker zijn!
Vrouwenemancipatie krijgt in de politieke arena zelden de prioriteit die het verdient.
En zo kan het gebeuren dat, hoewel Mckinsey berekende dat er in ons land honderd miljard te verdienen valt aan gendergelijkheid, en de Rabobank onlangs becijferde dat de groei van onze economie tot stilstand komt door krapte op de arbeidsmarkt, vrouwenemancipatie geen politiek speerpunt is. En hoewel vrouwen inmiddels ook in absolute cijfers hoger opgeleid zijn dan mannen en die publieke investering onvoldoende oplevert omdat vrouwen nog steeds niet dezelfde kansen krijgen als mannen, krijgt ook dit onderwerp altijd maar zijdelings politieke aandacht. Aandacht voor structurele verklaringen en oplossingen is er nauwelijks.
De vrouwenemancipatie staat in het zijzaaltje, zelden op het hoofdpodium.
Het wordt dan ook hoog tijd dat vrouwen en de vrouwenbeweging weer inzien dat de politiek ertoe doet en beseffen dat het feminisme politieke macht nodig heeft om effectief te zijn. Vrouwen in de politiek moeten weer op de vleugels van de vrouwenbeweging kunnen opereren. Zich gesteund voelen door de maatschappelijke druk van feministen en zich gesterkt voelen bij het hameren op die dingen die in de politiek bereikt kunnen worden die het voor vrouwen daadwerkelijk beter maken, zonder bang te zijn voor excuustruus of zeur weggezet te worden.
De noodzaak voor de vrouwenbeweging om een duidelijke politieke agenda te formuleren, het debat te beïnvloeden, druk op het bestuur uit te oefenen en te zorgen voor politieke vertegenwoordiging is vandaag de dag onverminderd belangrijk.
Immers, om meer vrouwen aan de top te krijgen in het bedrijfsleven, zijn we afhankelijk van de politieke wil en een politiek besluit om verder te gaan dan een boterzacht streefcijfer. Alle ons omringende landen gingen ons al voor. Datzelfde geldt voor politieke vertegenwoordiging.
Het wordt tijd dat aan de tafels waar beleid gemaakt wordt, vrouwen in gelijke mate meebeslissen. Het serieus handhaven van de Wet gelijke behandeling en gelijke beloning, en daar prioriteit aan geven, ligt bij de politiek. In IJsland is er al een jaar een wet van kracht waardoor bedrijven die de fout ingaan ook daadwerkelijk een forse boete riskeren.
Ook de geringe mate waarin slachtoffers van seksueel of huiselijk geweld serieus genomen worden en het geringe aantal veroordelingen van daders moet politieke prioriteit worden.
Maatregelen tegen zwangerschapsdiscriminatie, hoeveel geld er voor kinderopvang wordt uitgetrokken, hoeveel dagen ouderschapsverlof en vaderschapsverlof er zijn? Allemaal politieke besluiten.
Weet u hoe vaak het woord ‘vrouw’ voorkomt in het hoofdstuk over emancipatie van het huidige regeerakkoord? Nul keer!
De vrouwenbeweging kan veel leren van de LHBTIQ-beweging. Hun achterban is net zo divers als die van de vrouwenbeweging. Net zoals dat voor vrouwen geldt, zijn de onderlinge verschillen tussen mensen die zich onder de noemer ‘LHBTIQ’ scharen groter dan hun overeenkomsten.
Toch lukt het hen wel degelijk om een aantal gemeenschappelijke agendapunten te formuleren.
Neem een organisatie als het COC. Zij hebben al jaren een effectieve politieke lobby. Telkens als er verkiezingen zijn, zetten zij met hun stembusakkoord druk op politieke partijen om hun steun uit te spreken voor hun emancipatie-agenda. Met ondertekening van zo’n Regenboogakkoord, voorheen het Roze Stembusakkoord, beloven politieke partijen zich in te zetten voor die agenda. Verreweg de meeste politieke partijen ondertekenen dit akkoord maar al te graag. Ze willen daarmee uitstralen dat LHBTIQ belangen bij hen veilig zijn en hopen op die manier stemmen te winnen.
Het COC monitort vervolgens of de partijen hun belofte gestand doen. Ook gaande de rit weten ze het politieke debat goed te beïnvloeden.
Toen onlangs de in het Nederlands vertaalde Nashvilleverklaring ons land schokte, sprak heel politiek Nederland zich uit. Die terecht geuite verontwaardiging over de homofobe tekst staat in schril contrast met de gelatenheid waarmee de politiek reageert op vrouwonvriendelijke of ronduit seksistische uitlatingen. Zo kan ik me niet herinneren dat de ‘grab’m by thepussy’-uitspraak van – toen nog presidentskandidaat – Trump, een vergelijkbare reactie opriep bij politici. Geen impromptu speeches van burgemeesters of uitingen van afschuw door onze premier.
Je kunt de kracht van de politieke vuist van de LHBTIQ-beweging ook afmeten aan het feit dat er in de Tweede Kamer heel wat meer gedebatteerd wordt over genderneutrale toiletten dan over het grote tekort aan gratis openbare toiletten voor vrouwen. En daarmee laat de LHBT-gemeenschap zien dat het wel degelijk mogelijk is om het politieke debat te beïnvloeden. Het wordt tijd dat de vrouwenbeweging dat voorbeeld gaat volgen. Wanneer vrouwenorganisaties hun volle gewicht achter een gezamenlijke agenda scharen, wordt de sociale druk op de politiek en politici groter en zullen vrouwenbelangen weer stevig op de agenda komen te staan.
Daarom doe ik een oproep aan vrouwen en vrouwenorganisaties: zet de schouders onder de totstandkoming van een politieke agenda en formuleer aan de hand daarvan een stembusakkoord waarmee je politici uitdaagt publiekelijk hun steun uit te spreken. De vrouwenstrijd kan niet zonder een politieke vuist.
Hoe mooi zou het zijn als juist vanuit OPZIJ als eerbetoon aan honderdjaar vrouwenkiesrecht zo’n politieke vrouwenagenda tot stand zou komen.
Julia Wouters is politicoloog en auteur van De zijkant van de macht – Waarom de politiek te belangrijk is om aan mannen over te laten (uitgeverij Balans, 2018). Elf jaar lang was ze politiek adviseur en speechschrijver van Lodewijk Asscher. Nu zet ze die ervaring in voor haar missie en adviseert en coacht ze vrouwen in de politiek of met politieke ambities.
Dit artikel verscheen eerder in OPZIJ