‘Ik zie geen vrouwen. Je kunt niet spreken van een heel divers college, hoe komt dat?’ vraagt een verslaggever bij de presentatie van het coalitieakkoord van de gemeente Zuidplas. De onderhandelaars – vijf witte mannen van zekere leeftijd – barsten in lachen uit. De formateur antwoordt dat als er vrouwen zouden zijn voorgedragen ‘niemand van de partijen daar a priori nee tegen zou hebben gezegd.’
Benno de Ruiter (CDA) vult aan dat hij het prima vindt als vrouwen zich kandideren voor het wethouderschap, ‘maar als dat niet het geval is kan je ook geen vrouwen aandragen.’ Hij lijkt tevreden met deze robuuste logica. Ferry van Wijnen (VVD) kan melden dat er bij hun wethouderskandidaten wél een vrouw zat, ‘maar daar is de keuze niet op gevallen’.
En zo komt het dat de enige zichtbare diversiteit in het college van Zuidplas een VVD’er is mét haar. Een welkome afwisseling. Alle overige fractievoorzitters en wethouders zijn kale, witte mannen. Hun coalitieakkoord draagt overigens trots het motto ‘Ruimte voor Iedereen’.
Het zou om te lachen zijn als het niet zo pijnlijk was. Want Zuidplas is slechts één voorbeeld uit vele gemeentes. Op Twitter verzamelt @NicolienBadura foto’s van net gevormde colleges door het hele land. Haar plaatjes van blije mannen in blauwe pakken illustreren het onderzoek van Marcia Nieuwenhuis voor het AD. Daaruit blijkt dat het percentage vrouwen in de nieuwe colleges blijft steken op 27% en dat bij de laatste telling maar liefst 46 van de 154 gemeenten alleen mannelijke wethouders hebben.
Uit interviews voor mijn boek ‘De Zijkant van de Macht, waarom de politiek te belangrijk is om aan mannen over te laten’ (2018) bleek dat vrijwel alle vrouwelijke politici aanvankelijk grote twijfels hadden of ze geschikt waren voor de politiek. Geen wonder, ze herkenden zich nauwelijks in het prototype politicus. Het was door overtuigingskracht van buitenaf dat deze vrouwen tóch de stap zetten.
Vier jaar later blijkt dit simpele inzicht nog amper doorgedrongen tot de zelfingenomen politieke kaste van witte mannen. Ze lijken daadwerkelijk te geloven dat zij het best mogelijke bestuur vormen met de reproductie van mannen als zijzelf.
Ik ben het moe steeds weer uit te leggen dat diversiteit in het bestuur beter beleid oplevert. Dat onze democratie er baat bij heeft als zoveel mogelijk Nederlanders zich herkennen in hun bestuurders. Onderhand is het gewoon gênant. Gelukkig vonden de journalisten in Zuidplas dat ook.
Column verscheen in het Financieele Dagblad 3-6-2022
Rutte IV wil 50 procent vrouwen in het kabinet. Maar online haat maakt het moeilijk voor vrouwen om volwaardig mee te doen aan het publieke debat. In andere landen trokken vrouwelijke politici zich al terug.
‘Deze Palestijnen-hoer mevrouw Kaag spreekt niet namens mij.’ ‘@Lisawesterveld Zeikwijven, doe gewoon en je hebt nergens last van zielige huilebalken.’ ‘@PloumenLilianne Ga toch koken, mens!’ Met de misogyne berichten die vrouwelijke politici op sociale media ontvangen kun je kranten volschrijven.
Iedereen die zich in het publieke debat mengt kan doelwit worden van online haat. Maar studies, experts en ervaringsdeskundigen zeggen dat vrouwen buitensporig vaak worden getroffen, en dat het bij hen vaak specifiek over hun vrouw-zijn gaat.
Zo is haat jegens vrouwelijke politici in 40 procent van de gevallen gericht op hun gender, en zijn ook hun leeftijd en lichaam populaire doelwitten voor agressie. Dat bleek eerder dit jaar uit onderzoek door de Utrecht Data School samen met De Groene Amsterdammer.
In de aanloop naar de afgelopen Tweede Kamerverkiezingen onderzochten zij hoeveel haat vrouwelijke kandidaten op Twitter kregen. Eén op de tien tweets aan de vrouwen was haatdragend of agressief. De inhoud varieerde van simpele seksistische opmerkingen over ‘de kakelkipjes van de @VVD’, tot doodsbedreigingen en verkrachtingsfantasieën.
Vrouwelijke politici trekken zich terug
De trend beperkt zich niet tot Nederland. In 2019 vertrok Amerikaans congreslid Katie Hill, in haar eigen woorden “vanwege de duizenden verachtelijke, bedreigende e-mails, telefoontjes en sms’jes die me hebben doen vrezen voor mijn leven en de mensen om wie ik geef.” Het jaar daarop toonde een onderzoek dat vrouwelijke congresleden in de VS meer online haat ontvangen dan mannen.
Hetzelfde beeld komt naar voren uit studies in onder meer Denemarken, Oekraïne, Zimbabwe en het Verenigd Koninkrijk. Bij de vorige Engelse verkiezingen in 2019 trokken achttien vrouwelijke Kamerleden zich terug, waarbij meerdere online haat noemden als reden. “Ik ben uitgeput door de schending van mijn privacy, narigheid en intimidatie die alledaags zijn geworden”, verklaarde Brits Kamerlid Heidi Allen bijvoorbeeld.
Ook als vrouwen niet vertrekken uit de politiek, kunnen dreigende berichten er wel voor zorgen dat ze een stapje terug doen in het debat. Journalistiek platform Politicosprak in maart met Finse vrouwelijke politici die banger waren geworden om zich uit te spreken over controversiële onderwerpen.
Geen recht op een mening
Politicoloog Julia Wouters vindt hun reactie niet verbazend. Vrouwen doen zwijgen is volgens haar een van de doelen van online misogynie. “Mannelijke politici krijgen ook dreigementen, maar de manier waarop is anders”, zegt zij.
“Als vrouw gaat het weinig over wat je zegt, en altijd over hoe je het zegt of hoe je eruitziet. In plaats van inhoudelijke reacties, is de boodschap: ‘Hoezo denk je dat jij hier een mening over mag hebben?’ Als ik een man in de rede heb gevallen, krijg ik het commentaar dat ik te veel aan het woord ben, terwijl mensen dat bij een man veel minder snel denken.”
Veel vrouwen houden hun mond over misogyne berichten omdat het anders nog erger wordt, vertelt Wouters. “Als je er wat van zegt, krijg je te horen dat je niet moet zeiken. Dus zijn vrouwen zijn daar heel voorzichtig mee. Niet uit lafheid, maar uit strategie.”
De hardste beledigingen en bedreigingen vormen volgens haar niet altijd het grootste probleem. “Grof seksisme is naar en verwerpelijk, maar niet verwarrend. Subtiel seksisme is ingewikkelder. Kijk naar de kritiek op Sylvana Simons. Sommige mensen zeggen dat ze een vuile hoer is die terug naar haar eigen land moet. Dat is kwetsend, maar je weet in ieder geval dat je te maken hebt met een vrouwenhater of gefrustreerde ‘toetsenbordridder’. Maar wanneer mensen zeggen dat Simons onbeleefd is en op haar beurt zou moeten wachten, gaat het ineens over nederigheid.
“Dat gaat meer onder je huid zitten. Als je het niet herkent als seksisme, kun je gaan denken dat je je anders moet opstellen om minder kritiek te krijgen. En dan ga je jezelf saboteren, afremmen. Denk aan Hillary Clinton, die zich een hele tijd verloor in allemaal adviezen over hoe ze zich als vrouw het beste kon kleden, hoe ze moest spreken en hoe ze haar haar moest dragen. Zo kan subtiel, alledaags seksisme je zelfvertrouwen ondermijnen.”
Ook vrouwen kunnen dat probleem in stand houden. “Uit een anonieme enquête bleek dat vrouwen in de Eindhovense gemeenteraad zich minder serieus genomen voelden dan mannen. Vervolgens zei een andere vrouw uit dezelfde raad dat ze het zich niet moesten aantrekken. Maar daar heb je niks aan. Het gaat er niet om of je ’s avonds ligt te huilen of niet, het gaat erom dat je belemmerd wordt volwaardig mee te doen in het debat.”
Waarom vrouwen niet bij talkshows aanschuiven
Ondermijning van vrouwelijke politici is extra actueel door de belofte dat het nieuwe kabinet minstens voor de helft uit vrouwen zal bestaan. Maar het fenomeen vindt net zo goed buiten de politiek plaats, vertelt mediawetenschapper Mark Deuze. “Ik doe onderzoek naar online haat tegen journalisten. Ook daar krijgen vrouwen onevenredig veel ellende over zich heen gestort.”
Deuze hoort het ook van redacties van talkshows. “Elk jaar krijgen praatprogramma’s het verwijt dat er alleen mannen aanschuiven. Maar veel vrouwen die door redacties worden uitgenodigd zeggen: dan ga ik één avond zitten en moet ik drie dagen ellende over mezelf lezen, dank je de koekoek. En geef ze maar eens ongelijk. Maar hierdoor lijdt de pluriformiteit in het Nederlandse debat er echt onder.”
Dat vrouwenhaat online zo ver gaat, heeft volgens Deuze onder meer te maken met empathie. “Als wij zien dat wat we zeggen een ander pijn doet, schrikken we daarvan. Dat is hoe we van kinds af aan empathisch leren zijn. Maar online zien we dat niet. Uit onderzoek door Facebook blijkt dat de mensen áchter online haat zich vaak moeilijk kunnen voorstellen dat ze echt iemand kwetsen.”
Sommige online groepen zijn gericht en anti-vrouw. Zo heb je de zogeheten incel-beweging – mannen die ongewenst celibatair zijn – en ‘Men Going Their Own Way’, die juist zeggen vrijwillig vrouwen af te zweren. Maar anti-feministische groepen zijn slechts het puntje van de ijsberg van vrouwenhaat, zegt Deuze. Het meeste komt van doorsnee mannen, “van FvD’ers tot SP-stemmers”.
‘Ik heb waarschijnlijk een fout gemaakt’
Dat ondervond BBC-journalist Marianna Spring. In oktober publiceerde zij een verhaal over de beledigende berichten die zij dagelijks ontvangt – berichten waarin mensen haar bedreigden met alles van verkrachting tot onthoofding.
Toen ze een van de mildere afzenders benaderde, een man van in de 60, zei deze eerst dat de berichtjes volgens hem wel meevielen. Maar toen Spring hem vertelde hoeveel vrouwenhaat ze ontving, veranderde hij van gedachten: “Ik heb waarschijnlijk een fout gemaakt, ik ben een redelijk eerlijke kerel.”
Spring merkte ook dat sociale media maar weinig vrouwenhaat verwijderen. Ze rapporteerde het aan Facebook als mensen bijvoorbeeld zeiden dat ze naar haar huis zouden komen om haar te verkrachten, maar maanden later stonden de berichten nog steeds online.
Volgens mediawetenschapper Deuze is hier geen makkelijke oplossing voor. “Gebruikers zetten elke seconde zoveel online in zoveel talen, dat het niet door menselijke moderatoren valt uit te wieden. En als je het overlaat aan een algoritme, verdwijnen er ook veel berichten die niet misogyn zijn, bijvoorbeeld omdat ze woorden bevatten die in een andere context seksistisch kunnen zijn.”
Toch vindt hij dat het niet allemaal aan online platformen is toe te schrijven. “Laten we er duidelijk over zijn: sociale media vergroten vrouwenhaat uit, maar mannen zijn het probleem. Zij grijpen de vage richtlijnen van Facebook en andere bedrijven aan om samen hun eigen spelregels te vormen. Regels die ruimer zijn dan op straat. Dat gebeurt niet bewust, het is een psychologisch groepsproces.”
Drie vrouwelijke politici, drie soorten vrouwenhaat
Sigrid Kaag
In de aanloop naar de verkiezingen ontving D66-leider Sigrid Kaag in absolute aantallen van alle vrouwelijke politici de meeste online haat op Twitter (percentueel gezien was dat Kauthar Bouchallikht van Groenlinks). Die agressie vertaalde zich laatst naar de fysieke wereld, toen ze meerdere handgeschreven dreigbrieven ontving. ‘Zoals u ziet weten wij ook waar u woont’, begon een van de brieven.
Twee maanden eerder stond Kaag tegenover Erik van Z., die terechtstond omdat hij haar en Hugo de Jonge online met de dood had bedreigd. “Je kunt zeggen: trek het je niet aan, het hoort erbij, het is normaal, alle politici maken het mee. Maar het is niet normaal. Woorden doen ertoe”, zei Kaag in de rechtszaal.
Sylvana Simons
Tijdens een recente botsing tussen Sylvana Simons van Bij1 en commissievoorzitter Ockje Tellegen was volgens politicoloog Julia Wouters sprake van subtiele discriminatie. Simons wilde tijdens een vergadering een punt van orde maken over een opmerking die Harm Beertema van de PVV tegen haar maakte. Tellegen werd kwaad omdat de Bij1-leider niet wilde wachten tot ze het woord kreeg.
Op een gegeven moment zei Tellegen: “U spreekt via de voorzitter, dat is hoe wij het hier al jaren doen.” Die uitspraak is weliswaar niet expliciet discriminerend, maar werkt desondanks uitsluitend, zegt Wouters. Al dan niet bewust is het volgens haar een dominantiestrategie.
Lisa Westerveld
Bij de première van een documentaire over Jesse Klaver zat Lisa Westerveld in een rode jurk in de zaal. Journalist Jan Roos deelde een foto met de tekst ‘Goeie tetten in rood jurkje’. Vervolgens kreeg ze seksueel getinte berichten en bleven ingezoomde foto’s van haar decolleté opduiken op Twitter.
“Je voelt je aangeraakt, je voelt je bekeken”, zei Westerveld erover tegen De Groene Amsterdammer. “Moet ik echt in zo’n setting rekening houden met hoe ik precies zit?” Ook vertelde ze De Groene over seksuele berichten die gewelddadig van aard waren, zoals iemand die haar een dildo met weerhaken toewenste.
De botsing in de Tweede Kamer tussen commissievoorzitter Ockje Tellegen (VVD) en Sylvana Simons (BIJ1) vorige week is een goed voorbeeld van een dominantiestrategie die regelmatig in de politiek wordt gehanteerd ten opzichte van minderheden, aldus politicoloog Julia Wouters van Democratie in uitvoering. ‘Als mensen zich bewust zijn van die strategieën, helpt dat het democratisch proces.’
In de documenten die vorige week bij de presentatie van de resultaten van de enquête onder Eindhovense raadsleden werden gepubliceerd stond een lijst van dominantiestrategieën. Hoe kwam u erbij om die bloot te leggen?
‘In 2018 publiceerde ik het boek “Zijkant van de macht: waarom de politiek te belangrijk is om aan mannen over te laten”, nadat ik twaalf jaar politiek adviseur was geweest van Lodewijk Asscher. Ik zag het aantal vrouwen in de Tweede Kamer in 2006 toenemen en was daar optimistisch over, maar in 2017 waren er juist minder vrouwen dan daarvoor. Ik wilde weten wat daarachter zat. De besluiten gaan namelijk wel over vrouwen. Ik merkte dat er in Nederland weinig onderzoek naar was gedaan. Er zijn veel boeken over vrouwelijk leiderschap, maar dat gaat vaak over: vrouwen moeten dit en moeten dat, zich duidelijker uitspreken, vaker hun vinger opsteken etc. Toen vond ik een theorie van de Noorse politica Berit Ås, sociaal psycholoog en de eerste vrouwelijke fractievoorzitter in het Noorse parlement. Zij merkte daar dingen op die ze kende uit de sociale psychologie en is dat toen gaan ordenen. Ze onderscheidde master suppression techniques, wat vrij vertaald neerkomt op “dominantiestrategieën”.’
En hoe werkt dat?
‘Als in een homogene groep een persoon anders is, dan gaat die homogene groep die ander eruit duwen met zinnen als: ‘zo doen we dat al jaren.’ Als mensen het anders doen, wordt hen verstaan gegeven: jullie begrijpen het niet, pas jullie aan. Die zie je heel erg in de politiek. Als je de statuur van een ander ondermijnt, dan is ingaan op de argumenten niet meer nodig. Dat gebeurt bij mannen onderling, maar bij vrouwen wordt het heel erg uitvergroot. Veel gebeurt onbewust, maar als je het herkent, dan is het gemakkelijker om het minder persoonlijk te maken. Dat is heel effectief, want je denkt steeds: ik moet veranderen. Als je de patronen herkent, dan kun je vaststellen: ik ben nieuw, ik ben anders, men moet nog aan mij wennen.’
Hoe heeft u dit in de Eindhovense raad aangepakt?
‘We hebben eerst een focusgroep van vrouwen laten kijken naar raadsvergaderingen. Zij wisten waar ze op konden letten, omdat ik ze een training had gegeven. Dit hebben we weer in do’s en don’ts vertaald voor de raad. Ik heb de raadsleden duidelijk gemaakt dat het effectiever is je ervan bewust te zijn dat er anders wordt gereageerd. Het is ook vaak zo dat een vrouw die hard onderhandelt minder krijgt dan een man die hard onderhandelt, want we hebben moeite met vrouwen die hard onderhandelen, of ze wordt ook beoordeeld op uiterlijk. Dat is niet persoonlijk, dus zoek het meer buiten jezelf. In Eindhoven wordt dit in de gemeenteraad hopelijk nu meer op gelet.’
Wat zijn de meest voorkomende dominantiestrategieën in vergaderingen?
‘Negeren en belachelijk maken komt het meest voor. Negeren gebeurt meer in fractievergaderingen. Iemand lijkt minder belangrijk, omdat die er niet uitziet als de belangrijkste mensen. Mensen gaan dan koffie halen, op hun telefoon kijken of met elkaar kletsen. Zij worden ook vaker geïnterrumpeerd en er wordt niet gereageerd als zij wat zeggen. Iemand anders kan dan vijf minuten later precies hetzelfde zeggen als jij, en net doen alsof jij het niet hebt gezegd, waarna die nog steun krijgt ook.
Bij het belachelijk maken moet ik denken aan de botsing tussen Mark Rutte en Sylvana Simons in de Tweede Kamer. Rutte zei: mevrouw Simons, wat doet u geïrriteerd? Ook wordt vaak gezegd: word niet zo emotioneel. Of een omfloerste omschrijving van: moet je ongesteld worden? Of mensen gaan met hun ogen rollen. Bij het analyseren van raadsvergaderingen kwam ik ook de volgende zinnen tegen: ik begrijp dat het voor u moeilijk is om te luisteren. Of: als u de stukken had gelezen, dan…’
Hoe reageren vrouwen hierop?
‘Sommige mannen zeggen ‘jongedame’ tegen een vrouwelijk raadslid. Een commissievoorzitter zei tegen mij dat ze dat juist leuk vond, omdat ze dan jonger werd geschat. Maar als je jonger gemaakt wordt, word je eigenlijk ook minder serieus gemaakt. Je ziet ook dat Sigrid Kaag als ‘heks’ wordt neergezet in de media. Of dat wordt gesproken over ‘gekijf’ en ‘babbelen’. Het maakt je als vrouw heel onzeker. Je druipt dan vaak af, want je denkt dat je iets verkeerds doet. Je ziet ook vaak dat vrouwen tussentijds stoppen. Het zit hem ook in schuld en schaamte: als je klaagt, dan ben je ook kwetsbaar: doe niet zo overgevoelig, trek het je niet zo aan. Vrouwen willen niet uitgemaakt worden voor zeur, dus dan zeggen ze liever niks terug, want anders krijg je weer backfire. Dat is geen zwakte, maar een strategie. Als je als raadslid zo wordt benaderd, weet je dat als je er wat van zegt de reactie is: wees niet zo overgevoelig. Dan moet je daar op ingaan en daar hebben vrouwen niet altijd zin in.’
Geldt dit voor alle vrouwen? ‘Een VVD-raadslid zei in het Eindhovens Dagblad dat vrouwen het zich niet zo moeten aantrekken. Het is voor vrouwen het veiligst om te zeggen: het valt wel mee, ik heb er geen last van. Zo probeer je namelijk bij de inside group te horen. Maar alleen vrouwen die daar goed tegen kunnen overleven dan. Als je gelijke aantallen vertegenwoordigt wilt zien, dan moet je vrouwen die het zich wel aantrekken steunen. En dan niet zeggen dat ze ‘dan niet geschikt zijn voor de politiek’. Het zijn strategische keuzes: een vrouw die er wat van zegt, wordt als zeikerd weggezet. Daar hebben ze niet altijd zin in. Vrouwen voelen zich hierdoor geremd en waarderen het dan als de burgemeester of de voorzitter zegt: dit kan kwetsend overkomen, wilt u met respect met elkaar omgaan.’
Uw mede-onderzoeker Marije van den Berg zei dat vrouwen dat juist niet willen dat de voorzitter het voor ze opneemt, omdat ze niet ‘gered’ willen worden.
‘Nee, je wilt niet gered worden, je wilt krachtig zijn. De voorzitter doet er dan ook goed aan het meer over het in meer algemene termen over onacceptabel gedrag te hebben dan het voor iemand specifiek op te nemen. Voor vrouwen zelf is het een catch 22. Je moet je nek uitsteken als je het wilt veranderen, maar dan krijg je weer kritiek dat je ertegen moet kunnen: het is niet goed of het deugt niet. Een vriendin van mij is lijsttrekker van een partij en liet een focusgroep onderzoek doen naar de verkiezingsposter. Uitkomst: van de poster waarop ze lacht vinden ze dat ze wel heel graag aardig gevonden wil worden en op de foto waarop ze niet lacht zeggen ze: ze zou moeten lachen.’
Het is niet goed of het deugt niet is een dominantiestrategie buiten de vergadering. Informatie achterhouden ook. Hoe gaat dat?
‘Bij informele voor- en na-overleggen worden vrouwen vaak ook uitgesloten. Even een borrel doen achteraf gebeurt regelmatig. Vrouwen gaan dan vaak braaf naar huis, want er is een oppas of ze voelen zich schuldig dat ze van huis zijn. Informeel worden dan dealtjes of steun geregeld. Dat gebeurt niet eens bewust, maar het zijn wel altijd dezelfde mensen die buiten de boot vallen. Die vergeten ze dan ook in de cc te zetten.’
Mensen die dominantiestrategieën hanteren zijn zich er dus meestal niet bewust van? Of wordt het ook wel willens en wetens gedaan?
‘Soms zijn mensen zich er wel bewust van, maar vaak niet zo. Het zijn onbewuste vooroordelen: zo doen we het hier nu eenmaal, al jaren. In de discussie tussen Simons en Tellegen zag je dat ook: dit is hoe we het hier altijd doen. Dan roept iemand racist, maar dat heeft geen zin. Sylvana is anders door haar politieke stijl, maar ook haar huidskleur. Er zit dus een racistische component in, maar iemand voor racist uitmaken doe je niet zo snel. In het Eindhovense onderzoek zag de helft van de mannelijke raadsleden niet zoveel meerwaarde in meer vrouwen in de raad: ik ben toch één van de good guys? Ik doe het toch voor heel Eindhoven? Ook voor de vrouwen. Ik ben daar prima toe in staat. Maar: je hebt blinde vlekken. Daarom is het meer diversiteit in de raad zo belangrijk. Het is wel ingewikkeld. Simons maakt er een punt van en andere vrouwen zeggen: niet moeilijk over doen, zo doen we het hier. Dat is de dominantiestrategie. Je bent dan misschien geen racist, maar je sluit iemand wel uit.’
Wat valt ertegen te doen?
‘Door meer inclusief te vergaderen en meer mensen uit te nodigen anders te zijn. Pas het eens in een vergadering toe als die wordt afgesloten met: is iedereen het ermee eens? Het zijn steeds dezelfde mensen, die zich al hebben bewezen, die iets zeggen. Zij zitten in de inside group. Het is voor een nieuweling heel lastig. Die denkt: ik houd mijn mond wel. Je kunt de vergadering ook afsluiten met: heeft iemand iets aan te vullen? Of: kijkt iemand er anders tegenaan? Dit fenomeen zie je vaak in fractievergaderingen. Ockje Tellegen had moeten zeggen: “Dit is een punt van orde, u kunt niet iemand buiten de microfoon kleineren. Als u zich er niet aan houdt, dan moet u de zaal verlaten.. Iedereen moet zich hier veilig voelen.” De voorzitter moet het democratische proces waarborgen.’
Het tweede deel van uw document heet ‘democratische bril’. Hoe moeten we dat zien? ‘Als je inclusiever vergadert, krijg je ook betere besluitvorming. Er worden meer vragen gesteld en meer verschillende argumenten aangevoerd. Dat maakt de discussie veel rijker. Er zijn twee manieren om ernaar te kijken. De eerste is dat meer vrouwen in de raad een doel is. Maar wij zien het ook als middel om de democratische kwaliteit te verbeteren. Iedereen heeft er baat bij.’
Het is allemaal veel te afstandelijk en rationeel op het Binnenhof. Neem een voorbeeld aan de Nieuw-Zeelandse premier Jacinda Ardern, stelt gastcolumnist Julia Wouters.
Een paar maanden geleden opende The New York Times een telefoonlijn. Ze vroegen lezers met kinderen daar te vertellen hoe het is om ouder te zijn in de coronapandemie.
Ouders belden vanaf het toilet, of zittend op de bodem van een kledingkast, om hun kroost te ontvluchten. Ze lieten hun emoties de vrije loop. Een groot gedeelte van de boodschappen die de bellers inspraken, bestaat uit ijzingwekkend geschreeuw. De bellers waren niet bij machte om hun frustraties, stress en wanhoop in woorden en coherente volzinnen te vatten.
Voor mij staan deze ouders symbool voor de angstige en emotionele tijden waarin we leven.
We hebben ons het afgelopen jaar telkens weer moeten aanpassen en niemand kan ons vertellen hoe lang de situatie nog gaat duren. We weten niet wat in de toekomst de effecten van de pandemie zullen zijn op ons leven en dat maakt ons bang en boos.
We kunnen ons het ene moment gedeprimeerd voelen en het volgende moment juist uitzinnig genieten van iets simpels als weer op een terras mogen zitten met een drankje, en de zon op onze snoet.
Ook in de politiek lopen de emoties hoog op. Maar de woede en verontwaardiging die we in de debatten zien, ontberen empathie voor de gevoelens van ons gewone burgers.
Ergens heeft het idee postgevat dat een serieus politicus rationeel en afstandelijk moet zijn.
Terwijl mensen zich zorgen maken over hun inkomen, hun (levens)werk, hun kinderen en hun geliefden, hun beknotte vrijheden en huidhonger, spreken onze politici over stappenplannen en routekaarten. Over de economie, het bedrijfsleven, de zorg en de onderwijsachterstanden. Aan de angst, de frustratie, de eenzaamheid, de wanhoop, besteden ze geen woorden.
Af en toe lezen ze een zin op die bedoeld is als warm, maar die niet uit hun hart komt, maar uit de pen van hun voorlichter. Hebben ze dan geen eigen ervaringen? Hoe gaat het met hun kinderen en ouders, met hun familie en vrienden?
Het lijkt wel of politici zichzelf opdragen zich los te koppelen van hun gevoelsleven.
Des te pijnlijker is het dat wanneer een politicus emoties toont, het meestal gaat over zijn of haar eigen lot. Deze week was dat demissionair minister Wouter Koolmees die aan tafel bij Op1 zei te zijn geëmotioneerd door de in zijn ogen onterechte kritiek op hem en zijn collega’s. ‘We krijgen het verwijt de oplossing actief te hebben tegengewerkt, en dat is niet waar. Daar ben ik best geëmotioneerd over.’ Het is niet verwonderlijk dat de slachtoffers op hun beurt weinig compassie voor hem konden opbrengen.
De populistische partijen slagen er als enige in woorden te geven aan onze emoties. Ze kanaliseren de woede en verontwaardiging. Hoewel dat oplucht, biedt het ons niet de troost waar we naar hunkeren. Het voedt onze onvrede en het cynisme. En daarmee groeit het wantrouwen en de teleurstelling die we voelen over een overheid die er niet voor ons is. Dat is een risico voor onze democratie.
Want ondanks steunpakketten en actieplannen en vaccinatiestraten, ondanks de enorme hoeveelheden geld die worden uitgetrokken, blijven we zitten met dat lege gevoel. Het ontbreekt aan iemand die met een hoopvol verhaal onze emoties kan raken. Ons kan optillen en ons vertrouwen geeft dat we gezien en gehoord worden.
Om in de beeldspraak van de ouders te blijven: We krijgen een hardvochtige vader en Kamerleden die reageren als opstandige pubers. Maar wie vertolkt de zachtaardige en zorgzame rol (m/v) van iemand die ons begrijpt en troost?
Als je je daar niets bij kunt voorstellen dan is het de moeite waard eens te kijken naar de manier waarop Jacinda Ardern, de premier van Nieuw-Zeeland dat doet. Ze laat zien hoe zachte kracht eruitziet. Ze praat alsof ze bij je op de bank zit, of ze een vriendin van je is en op warme en optimistische toon je moed inpraat. Ze toont begrip voor mensen die het moeilijk hebben. Ze besteedt veel woorden aan de gevoelens en twijfels van mensen.
Dat werkt helend en geruststellend.
Het is hoog tijd voor politici die weer persoonlijk durven te zijn. Die herkenbaar durven te zijn. Het is hoog tijd voor een politiek die misschien niet altijd overal een antwoord op heeft maar die met ons meeleeft, letterlijk.
Het is hoog tijd dat Den Haag kalmeert. Het is hoog tijd dat er meer ruimte komt voor zachte kracht, voor empathie en emotie.
Politici en bestuurders proberen de bevolking het liefst te bereiken via de media, zo gaat beeldvorming boven echt, persoonlijk contact met burgers. Funest, vindt gastcolumnist Julia Wouters.
In het debat over de gelekte Ministerraadnotulen zei Lilianne Ploumen (PvdA) iets dat mij aan het denken heeft gezet. In het debat ging het onder meer over de crisis bij de Belastingdienst. Die ochtend had er een artikel inTrouw gestaan waarin werd beschreven hoe groot de druk was voor de medewerkers en dat zij zich niet gehoord voelden binnen de organisatie, omdat de leiding alles op alles zette om politieke beloften na te kunnen komen.
Desgevraagd zei Mark Rutte dat het beeld dat Trouw schetste ‘genuanceerd lag’. Ploumen reageerde: ‘Als je maar ver genoeg weg gaat staan, wordt alles genuanceerd.’
In die ene zin van Ploumen zit veel van wat er mis is met de bestuurscultuur. Politici en ambtenaren staan net ver genoeg af van de ervaring van mensen om heel veel schouderophalend gade te kunnen slaan. Nog meer voltrekt zich helemaal buiten het blikveld van het politieke bestuur.
Onzichtbaar
De puntenwolken die het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) leveren, geven het idee dat je kunt zien wat het effect is van beleid. Maar de ervaringen en verhalen van al die verschillende individuen die samen een puntenwolk maken, zijn onzichtbaar. Wat gebeurt er met de ervaringen van burgers die, in de woorden van informateur Herman Tjeenk Willink, ‘van de overheid afhankelijk zijn maar wier stem te zwak tot Den Haag doordringt’?
De weg naar de politieke agenda loopt meestal via de media. Wanneer je niet weet hoe je de aandacht van de media moet trekken, heb je vaak ook geen toegang tot de Haagse agenda’s. Dat geldt voor de agenda van bewindspersonen, voor het ambtelijk apparaat, en ook steeds meer voor die van Kamerleden. Zo kon het gebeuren dat er in 2014 en 2015 talloze uren is vergaderd over ouderparticipatiecrèches en peuterspeelzaal ’t Hinnepykje, maar dat de stem van de slachtoffers van de kinderopvangtoeslagaffaire pas in 2019 luid genoeg klonk om te worden gehoord.
Het effect van een ontmoeting, een persoonlijk gesprek of een persoonlijke ervaring van een politicus kan heel groot zijn. Zo heeft de ervaring van een Kamerlid dat samen met andere vrouwen een single vriendin met kanker had verzorgd, ertoe geleid dat je nu zorgverlof niet alleen meer voor je directe familieleden kunt opnemen.
Lodewijk Asscher
Of neem het gesprek dat Lodewijk Asscher had met een man wiens vrouw tijdens de bevalling van hun kindje was overleden. Zijn schrijnende verhaal zette Asscher er destijds toe aan om wettelijk te regelen dat in zo’n geval het verlof van de moeder kan worden overgeheveld.
Echt contact is dus essentieel. Maar wordt almaar schaarser.
De wens van het bestuur en politici om de beeldvorming in de media te regisseren is van grote invloed. Wanneer een probleem in de beeldvorming kleiner is gemaakt, is men algauw tevreden, zonder dat er in de buitenwereld ook maar iets is veranderd of is opgelost.
Als er straks een nieuwe ministerploeg aantreedt, staat er al een geoliede machine voor hen klaar om op die beeldvorming te sturen. De afdeling voorlichting organiseert werkbezoeken en nodigt daar pers bij uit. Zo kun je laten zien wat je doet en met wie je zoal spreekt zodat je betrokkenheid uitstraalt en kunt laten zien welke dingen en mensen voor jou belangrijk zijn.
En zo kwam het dat we in mijn tijd als politiek adviseur van Lodewijk Asscher dikwijls ergens op bezoek waren met een heel leger aan pers achter ons aan. Mij lukte het nog wel me los te maken van de groep, maar voor de minister was dat welhaast onmogelijk. Bijkomend nadeel is dat bijna alle gesprekken die je met mensen voert een soort toneelstukjes worden.
Op de fiets
Hoe anders was dat in de lokale politiek. Toen ik nog als adviseur in Amsterdam voor wethouder Asscher werkte, gingen we op de fiets door de stad. Een nieuwe sleutel bij de sleutelmaker halen, leidde al tot een echt gesprek. Maar we zaten ook samen in peeskamertjes op de Wallen, reden mee in het busje van de leerplichtambtenaar om spijbelaars thuis op te zoeken. Spraken in een opvanghuis met mensenhandel slachtoffers of met de wanhopige moeder van een gameverslaafde zoon. Geen leger van camera’s en microfoons, maar intieme gesprekken.
Zo dicht op de huid van mensen liggen dingen ook heel genuanceerd. Maar zeker niet zo genuanceerd dat je over hun problemen je schouders kunt ophalen en je kunt permitteren je alleen te bekommeren over de beeldvorming.
Laat Omtzigt in alle rust herstellen van zijn burn-out; CDA-leider Hoekstra kan ook zelf wel bedenken wat Omtzigt wil doorbreken aan tien jaar VVD-beleid, betoogt gastcolumnist Julia Wouters.
Bent u wel eens overspannen geweest? Of heeft u met een flinke burn-out thuisgezeten? Ik wel. Hoewel het zeker niet leuk is, is het wel een leerzame ervaring. Het werkt louterend als je merkt dat ook zónder jou de wereld gewoon blijft draaien. Je zelfrelativering neemt toe wanneer je merkt dat je minder onmisbaar bent dan je zelf dacht.
Sindsdien herken en bewaak ik mijn eigen grenzen veel beter. Helaas is Pieter Omtzigt die louterende ervaring tot op heden niet gegund. Terwijl hij met een burn-out thuis zit, doet de voltallige Nederlandse pers het voorkomen of de vorming van een nieuw kabinet en het tempo waarin dat zal gebeuren van hem afhangt. Je hoort mensen verzuchten dat hij nu maar eens moet laten weten wat hij nou wil en Mark Rutte stuurt hem sms’jes en vertelt daarover in het tv-interview over zijn ‘radicale’ plannen.
Maar Omtzigt zelf treft geen blaam. Hij verdient het om met rust gelaten te worden en thuis bij te komen zonder getrek aan hem. Hij is slechts een ‘poppetje’ in dit spel en in zijn reactie op het kinderopvangtoeslagschandaal heeft hij van meet af aan gezegd dat ‘praten over poppetjes’ volgens hem ‘niets oplost’. Steeds probeerde hij het gesprek over het (niet) functioneren van de overheid te laten gaan en wilde hij zoeken naar inhoudelijke oplossingen. Zijn ideeën en kritiek zijn gevoeglijk bekend, hij stak ze niet bepaald onder stoelen of banken. Dus ook in zijn afwezigheid zou Hoekstra in staat moeten zijn in te schatten met welk resultaat Omtzigt zich over zijn weerzin jegens Rutte heen kan zetten.
Informateurs Tjeenk Willink en Hamer hebben de opdracht om bij de vorming van een nieuw kabinet de inhoud voorop te stellen en op zoek te gaan naar gedeelde oplossingen voor de belangrijkste opgaven van het land. Dus niet de poppetjes, niet wie-met-wie, maar de inhoud, een gedeelde visie zo je wilt, moet leidend zijn.
Dat is een stuk minder vanzelfsprekend dan je zou denken.
Idealen weggeven
Deze week analyseerde De Groene de verkiezingsprogramma’s van het afgelopen decennium en concludeerde dat partijen veel van hun inhoudelijke idealen weggaven om te kunnen meeregeren. De Groene stelt: ‘Nederland is anno 2021 een land dat is vormgegeven vanuit heel duidelijke VVD-idealen en waar het liberale gedachtegoed overheerst.’ Het maakte dus eigenlijk niet uit wie zich bij de verschillende kabinetten van Rutte aansloot, het was steeds zijn gedachtegoed dat domineerde.
En laat het nu juist dit gedachtegoed zijn, van de man die visie maar een vies woord vindt, dat stelt dat een goede overheid een kleine overheid is, ‘snijden in eigen vlees’ propagandeert en de overheidsfinanciën als doel in plaats van middel ziet. Het is dit gedachtegoed dat het laatste beetje verbeelding uit de politiek heeft weten te meppen.
Dus nu komt de overheid tot ons als een meerkeuzen-belmenu, een onbegrijpelijke brief of een steunmaatregel waar je geen gebruik van durft te maken uit angst straks opgejaagd te worden als fraudeur. Nu is het beleid zo complex geworden dat zelfs de ambtenaren het niet meer begrijpen, niet meer kunnen uitleggen, laat staan uitvoeren. Of kan een ministerie, zoals deze week uit het Rekenkamerrapport bleek, miljarden uitgeven zonder dat te kunnen verantwoorden, omdat de kennis en de mankracht bij de ambtenaren ontbreekt.
Toon leiderschap
Dus vooruit met die geit! (dixit Hoekstra) en toon leiderschap. Mijn advies aan Hoekstra is hetzelfde als aan alle andere partijleiders. Zorg voor een inhoudelijk goed resultaat zodat de overheid er weer voor de burgers is en er een einde komt aan de BV Nederland waar de premier niets meer is dan een HR-manager met een bezuinigingsopdracht.
En als Omtzigt, wanneer hij weer fit genoeg is om aan de slag te gaan, niet tevreden is met het resultaat, weet ik een uitstekende functie elders voor hem: het schijnt dat er een nieuwe club moet komen waar burgers met hun klachten over de overheid terechtkunnen.
Op zoek naar een ‘nieuwe bestuurscultuur’ is vooroverleg in diskrediet geraakt. Maar juist voor vrouwelijke bewindslieden is het belangrijk vooraf aan de Ministerraad bondjes te sluiten, betoogt gastcolumnist Julia Wouters.
Een van de ‘radicale ideeën die Mark Rutte de afgelopen week uit de doeken deed, was om voortaan het coalitieoverleg te schrappen en de Ministerraad van tien uur ’s ochtends tot tien uur ’s avonds te laten duren. Dit past bij de algemene teneur dat achterkamertjes en vooroverleggen vies en vuig zijn.
In het debat over het eindverslag van de informateur was de consternatie dan ook groot toen bleek dat er vooroverleg was geweest tussen verschillende partijen over het voorstel SER-voorzitter Mariëtte Hamer als nieuwe informateur aan te wijzen.
Mijn overtuiging is dat het er niet om gaat dát er vooroverleggen plaatsvinden, maar om wie daar wel en niet bij aanwezig zijn en de manier waarop besluiten tot stand komen.
Coalitieoverleg
Laat ik uit mijn eigen ervaring putten. Tijdens Rutte II was het coalitieoverleg belangrijker dan de Ministerraad. Het was op de maandagochtend dat de meest prangende zaken werden beklonken. Dat werd in het kleine gezelschap gedaan van de premier, de vicepremier en twee fractievoorzitters. Als ze er op dat moment niet uitkwamen, werd het overleg na kantoortijd voortgezet en zo nodig werd er nachten lang doorvergaderd.
Wanneer de pers daar lucht van kreeg, stonden er drommen journalisten voor de deur en sprak men op het Journaal van een crisis. Dat verhoogde de druk dan weer om er zo snel mogelijk uit te komen, wat de kwaliteit van de gevonden oplossingen vaak niet ten goede kwam.
Bovendien kreeg de beeldvorming van wie de winnaar of de verliezer was dan de overhand en konden ze zich minder permitteren tot een goed inhoudelijk compromis te komen. Neem bijvoorbeeld de bed-bad-broodcrisis (over de opvang van illegale asielzoekers in 2016). Dat leidde tot nachtenlang koortsachtig vergaderen en een gedrochtelijk, totaal onuitvoerbaar compromis waar men nog enigszins politiek mee kon leven.
Ergernis
Tijdens het Bewindspersonen Overleg (het BPO) op de donderdagavond, werden de ministers en staatssecretarissen van de eigen partij bijgepraat over de genomen besluiten die de volgende dag tijdens de ministerraad zouden worden bekrachtigd. Dat leidde vaak tot ergernis. Een van de ministers mopperde geregeld dat als haar mening en deskundigheid niet eens werden gevraagd, zelfs niet wanneer het om haar eigen portefeuille ging, ze de donderdagavond liever ‘iets nuttigs ging doen’.
Een ander gevolg was dat bewindspersonen, tot de ergernis van degene die wél bij het coalitieoverleg zaten, steeds vaker hun onderwerpen probeerden te agenderen voor het coalitieoverleg. Daarmee dreigde de agenda van de maandagochtend topzwaar te worden en dat er alleen maar meer dingen in een klein gezelschap werden besloten.
Tegenwoordig werk ik als coach van vrouwen in de politiek of politieke organisaties en merk ik dat het vooral vrouwen zijn die de boot missen. Ik leer ze dan ook juist vóór de officiële vergadermomenten al medestanders voor hun ideeën te zoeken. Want waar mannen veel meer geneigd zijn elkaar op te zoeken om even in de week te leggen of hun idee op steun kan rekenen, gaan vrouwen er te vaak vanuit dat het officiële beslissingsmoment ook echt het moment is waarop het allemaal moet gebeuren. Mannen maken ook relatief vaker wel deel uit van dergelijke onofficiële ‘vergader’-momenten.
Tel daar nog eens bij op dat het voor vrouwen vaak moeilijker is het woord te krijgen en te houden tijdens een vergadering, waar de vrouwen in Rutte III zich ook openlijk over hebben beklaagd, en je weet hoe belangrijk het voor hen is om al vóór de Ministerraad bondjes te sluiten. Willen hun argumenten gehoord worden en hun visie meetellen dan hebben juist zij veel baat bij vooroverleg.
Vrouwen leiden beter
Een tijdje geleden was in het nieuws dat vooral landen met een vrouw aan het hoofd het goed deden bij het bestrijden van de coronacrisis. Dat vroeg natuurlijk om nadere analyse. Want zijn vrouwen ‘van nature’ beter in staat om leiding te geven in tijden van een dergelijke crisis, of speelde hier toch iets anders?
Uit die analyse bleek dat vrouwen niet zozeer beter zijn in het bevechten van het virus zelf, maar dat de aanwezigheid van een vrouw aan het hoofd van een regering een teken kan zijn dat de politieke instituties en waarden in dat land meer inclusief zijn.
Met andere woorden, er zitten in die landen mensen met een meer diverse achtergrond en expertise aan de tafel waar de belangrijke besluiten worden genomen. Waar het minder om ego draait en waar verschillende informatiebronnen worden geraadpleegd en leiders de ‘nederigheid’ hebben om naar andere stemmen te luisteren. En dat leidt tot betere besluiten die op een breder draagvlak kunnen rekenen met minder blinde vlekken.
De wil hebben om naar anderen te luisteren. Je zou dat een andere bestuurderscultuur kunnen noemen.
Je krijgt niet zomaar meer vrouwen in de politiek, je moet ze actief werven en ze trainen, stelt Julia Wouters. Nederland kan daarbij leren van de Amerikaanse aanpak.
De 28-jarige Alexandria Ocasio-Cortez veroorzaakte eind juni een sensatie. Het lukte de politica uit de Bronx tegen alle verwachtingen in om bij de voorverkiezingen voor de Congresverkiezingen in de staat New York oudgediende Joseph Crowley te verslaan. Ook al was Crowle – blank, man, ervaren – de favoriet van de Democratische Partij en had hij een campagnebudget dat vele malen groter was dan dat van Ocasio-Cortez – hispanic, vrouw en onervaren.
Ocasio-Cortez is niet alleen anders dan traditionele Amerikaanse politici, ze presenteert zich ook op een manier die we totaal niet gewend zijn. In haar campagnefilmpje zie je hoe ze zichzelf voor de spiegel opmaakt en hoe ze op het metrostation haar hakken verwisselt voor comfortabele schoenen. Ze straalt uit: ik ben gewoon. Ik ben net als jij.
Bij de komende tussentijdse Congresverkiezingen in de VS is iets opmerkelijks aan de gang: het aantal vrouwen dat zich verkiesbaar heeft gesteld is groter dan ooit. Ook het aandeel ‘gekleurde’ vrouwen is opmerkelijk. In de staten waar de voorverkiezingen al achter de rug zijn, is 41 procent van de Democratische kandidaten vrouw. Van de kandidaten die het opnemen tegen een zittende kandidaat is bijna de helft vrouw. Alle records worden hiermee verbroken.
Ocasio-Cortez staat symbool voor al die kandidaten die zich ontworstelen aan alle campagnewetmatigheden. Neem Katie Hill (40) uit Californië die openlijk vertelt over haar ongewenste zwangerschap toen ze 18 was. Of Kelda Roys, kandidaat in Wisconsin, die halverwege haar campagnespotje haar baby krijgt aangereikt en onverstoorbaar doorpraat terwijl ze haar kindje de borst geeft. Of M.J Hegar, kandidaat in Texas. De getatoeëerde oud-legerpiloot noemt zichzelf ‘not your typical candidate’. Ze is naar eigen zeggen ‘een stoere moeder, een veteraan en een nogal kleurrijk persoon’.
Toegenomen activisme
Op het eerste gezicht lijkt de toename van vrouwelijke kandidaten het logische gevolg van de woede die het presidentschap van Trump bij veel vrouwen oproept. Dat hun activisme is toegenomen bleek onder meer uit de indrukwekkende opkomst bij verschillende vrouwenmarsen. In november wordt bepaald of Trump zijn Republikeinse meerderheid behoudt. Alle reden dus voor vrouwen om juist nu op te staan.
Maar zo simpel is het niet.
Uit onderzoek blijkt namelijk dat dat de verkiezing van Trump weliswaar 10 procent méér vrouwen heeft gemotiveerd om de politiek in te gaan, maar op 18 procent van hen juist het omgekeerde effect had: de politiek werd door de komst van Trump onaantrekkelijker. Netto is de politieke ambitie van vrouwen dus áfgenomen.
Dat effect zag je ook na de kandidatuur van Hillary Clinton en Sarah Palin in 2008. Met Clinton, Palin en Nancy Pelosi als vrouwelijke fractievoorzitter van de Democraten, was het aantal vrouwelijke rolmodellen groot. Daarvan zou je een positief effect verwachten.
Maar uit onderzoek in 2011 bleek dat de kandidatuur van Clinton en Palin vrouwen juist had afgeschrikt. Ze hadden het seksisme en de buitenproportionele nadruk op het uiterlijk van de vrouwelijke kandidaten gezien. En dat deed hun politieke ambities geen goed.
De politieke arena is er bepaald niet aantrekkelijker op geworden. En toch zien we dat deze Amerikaanse verkiezingen meer vrouwen dan ooit tevoren de stap zetten en zich verkiesbaar stellen.
Hoe komt dat? En wat verklaart hun succes?
Voor Nederland zijn dat relevante vragen. Maandag is het 100 jaar geleden dat Suze Groeneweg als eerste vrouw de Tweede Kamer in kwam. Sindsdien is het aantal vrouwen in de politiek gestaag toegenomen. Het gaat alleen wel erg traag en de laatste jaren is er zelfs sprake van een afname. Als het gaat om vrouwen in nationale parlementen, is Nederland gekelderd naar de 26ste plaats op de Wereldranglijst van de Inter-Parliamentary Union. In 2014 stond Nederland nog op de 16de plek. Het aantal vrouwelijke Kamerleden is na de laatste verkiezing teruggelopen tot 54 van de 150. Terwijl andere landen het steeds beter doen, gaan wij achteruit. In mijn boek De Zijkant van de Macht, dat ik gisteren uitreikte aan Kamervoorzitter Khadija Arib, ben ik op zoek gegaan naar oorzaken.
Uit onderzoeken van de Amerikaanse politicologen Jennifer Lawless en Richard L. Fox blijkt dat onder mannen en vrouwen met precies dezelfde objectieve kwalificaties vrouwen veel minder snel denken dat ze geschikt zijn voor de politiek. Mannen vinden zichzelf ruim twee keer zo vaak ‘zeer geschikt’. Omgekeerd denken twee keer zoveel vrouwen als mannen over zichzelf dat ze ‘volstrekt ongeschikt’ zijn.
Uit hun onderzoek blijkt ook dat de kans dat een vrouw de politiek in gaat verdubbelt wanneer partijleden of activisten ze actief benaderen. Vrouwen hebben dus een zetje nodig. Maar, constateren Lawless en Fox, omdat ze beduidend minder vaak worden benaderd en gestimuleerd dan mannen, blijft veel potentieel onbenut.
Geschikt voor de politiek
Ook in eigen land bleek dat vrouwelijke raadsleden pas over deelname aan de politiek gingen nadenken, nadat iemand anders hen op dat idee had gebracht. (Vrouwenstemmen in de raad van Kennisinstituut Atria, 2016)
De gesprekken met politici die ik voor mijn boek heb gevoerd, bevestigen dat beeld. Verreweg de meesten van hen zijn er door iemand in hun omgeving van overtuigd dat ze geschikt waren voor een rol in de politiek.
Bescheidenheid is een karaktereigenschap die door onze maatschappij hoog wordt gewaardeerd in vrouwen. Wanneer een man van zichzelf zegt dat hij ergens heel goed in is, heet dat zelfvertrouwen. Van een vrouw vinden we al snel dat ze over zichzelf opschept. De bescheidenheid die meisjes al van jongs af aan krijgen aangeleerd, vormt een belangrijke barrière om naar voren te stappen en jezelf ergens geschikt voor te vinden. En als een vrouw daar geen last van heeft en zichzelf wel groot durft te maken, vinden we haar al gauw een kenau, haaibaai of bitch. Dit fenomeen wordt wel het Heidi/Howard-effect genoemd, vernoemd naar het experiment waarin proefpersonen precies hetzelfde cv onder ogen kregen maar met een verschillende naam erboven. Terwijl ze Howard en Heidi als even competent beoordeelden, vonden de proefpersonen Howard krachtig en Heidi zelfingenomen.
Zolang deze rolpatronen onveranderd blijven, zullen veel vrouwen zich bescheiden blijven opstellen en zichzelf minder snel kandidaat stellen
Training en begeleiding
Als je meer vrouwen in de politiek wilt, moet je ze dus actief werven. Maar daarmee ben je er nog niet. Omdat vrouwen zichzelf minder snel geschikt vinden, is het volgens Lawless en Fox ontzettend belangrijk training en begeleiding te bieden om hen over de streep te trekken.
Precies dat is de afgelopen tijd in Amerika gebeurd. Organisaties die vrouwen scouten, trainen, coachen, begeleiden en financieren zijn er de laatste jaren enorm in opkomst. En ook het aantal vrouwen dat aan dergelijke trainingen deelneemt, is na de verkiezing van Donald Trump toegenomen. Met resultaat: vrouwen zaten dit keer niet meer in hun eentje te bedenken waarom ze niet geschikt genoeg waren, maar maakten deel uit van een netwerk waarin ze leerden hoe ze er wél een succes van konden maken. Bovendien kregen ze handvatten aangereikt om met impliciet seksisme om te gaan.
Nederland komt niet eens in de buurt van deze Amerikaanse aanpak. Hier gaan politieke partijen er nog steeds vanuit dat het werven van kandidaten iets is voor verkiezingstijd, en dat een schoenendoos met namen volstaat. En wanneer de resultaten dan weer tegenvallen hoor je: ‘ze zijn er niet’, ‘we kunnen ze niet vinden’ en ‘ze willen niet’. Keer op keer klinkt weer het grijsgedraaide: ‘het gaat uiteindelijk om de kwaliteit’. We hoorden het Mark Rutte zeggen toen hij werd gevraagd naar de samenstelling van zijn ploeg voor Rutte III, en we hoorden het veelvuldig bij de burgemeestersbenoeming van Femke Halsema. Mannen willen er mee zeggen dat het wat hen betreft heus geen vrouw hoeft te zijn. Soms zeggen ze het zelfs om aan te tonen dat zij geen seksist zijn.
Maar het doet er wel degelijk toe wanneer die ‘kwaliteit’ vaker een vrouw is. Adviesorganisatie McKinsey berekende onlangs nog dat meer gendergelijkheid de Nederlandse economie een extra impuls van 114 miljard euro (17 procent) zou geven. We hebben allemaal baat bij meer gendergelijkheid en de politiek is bij uitstek de plek waar besluiten genomen worden die dit kunnen stimuleren.
Als je kijkt naar landen waar de verschillen tussen mannen en vrouwen klein zijn, dan valt onmiddellijk op dat het percentage vrouwen in de politiek er hoog is. Neem IJsland en Rwanda, de landen waar de loonkloof tussen mannen en vrouwen het kleinst is. Het hoge aantal vrouwen in het parlement leidde in IJsland tot beleid dat gendergelijkheid stimuleerde of afdwong. Rwanda heeft in zijn grondwet opgenomen dat 30 procent van alle politieke functie door vrouwen vervuld moet worden. Inmiddels is 61 procent (!) van de parlementsleden vrouw. Voor haar boek Breakthrough: the Making of America’s First Woman President (2016) bestudeerde Nancy L. Cohen talloze internationale onderzoeken. En al die onderzoeken concluderen dat er een duidelijk verband is: hoe meer vrouwen, hoe meer wetten en beleidsmaatregelen die goed zijn voor vrouwen en die gelijkheid bevorderen.
Het aandeel vrouwen in de politiek is dus een belangrijke voorwaarde voor gendergelijkheid in de maatschappij.
Meer vrouwen in de politiek vraagt niet alleen om gerichte initiatieven die ervoor zorgen dat vrouwen zich kandidaat stellen. Het is ook noodzakelijk dat de vrouwen die dat doen meer ruimte krijgen zichzelf te kunnen zijn, net als alle andere van de norm ‘afwijkende’ kandidaten.
Ook in dat opzicht, kunnen we leren van het Amerikaanse voorbeeld. De veelal jonge vrouwen die zich op dit moment verkiesbaar stellen, verbergen niet langer wie ze zijn om zo min mogelijk op te vallen. De politieke trainingen die deze vrouwen hebben gekregen helpen hen bovendien om dat seksisme niet persoonlijk op te vatten. Op die manier doet het geen afbreuk aan hun eigenwaarde en zelfvertrouwen.
De speech van Ayanna Pressley over identiteitspolitiek is daar een prachtig voorbeeld van. Zelfbewust claimt de kandidaat uit Boston, na haar overwinning in de voorverkiezingen, zoveel meer te zijn dan alleen vrouw en zwart. Maar ze zegt ook dat die aspecten van haar identiteit er wel degelijk toe doen.
Jezelf zijn, vrouw zijn, en succesvol zijn
Hillary Clinton is een voorbeeld van de generatie vrouwen die vooral bezig waren te bewijzen ‘net zo goed’ te zijn als mannen. Ze pasten hun stem, kleding en gedrag aan om zo min mogelijk de aandacht te vestigen op hun anders-zijn en op hun vrouw-zijn. De nieuwe generatie politici heeft daar lak aan. Ze herschrijven de spelregels en doorbreken daarmee de barrière van een wereld waarin mannen nog steeds de norm zijn en vrouwen de afwijking. Ze presenteren zich nadrukkelijk als vrouw, als moeder, als lesbisch, als zwart en stralen uit dat het kan: jezelf zijn, vrouw zijn, en succesvol zijn.
Het Amerikaanse voorbeeld toont aan dat wanneer je vrouwen extra begeleidt, de resultaten indrukwekkend zijn. Het laat zien dat een gerichte inzet werkt.
Het wordt hoog tijd dat we leren van de Amerikaanse aanpak en ook hier werk maken van het werven en begeleiden van vrouwen op weg naar een politieke functie.
Julia Wouters is auteur van De Zijkant van de Macht –, Waarom de politiek te belangrijk is om aan mannen over te laten (uitgeverij Balans). Wouters is politicoloog en was elf jaar lang de rechterhand van Lodewijk Asscher als zijn politiek adviseur en speechschrijver.
De tegenstanders van een vrouwenquotum vrezen dat de maatregel om meer vrouwen in de top van het bedrijfsleven te krijgen ten koste zal gaan van ‘de kwaliteit’. Gerard van Vliet, directeur van de Nederlandse Vereniging Commissarissen en Directeuren (NCD), noemt het zelfs ‘heel gevaarlijk’. Ook veel vrouwen verklaren een baan niet op basis van hun geslacht te willen krijgen. Want, zo redeneren ze, vrouwen met ‘voldoende kwaliteit’ komen er ook wel op eigen kracht. De harde cijfers geven echter een ander beeld.
De vraag die we ons dan ook moeten stellen is: wat is ‘kwaliteit’? Waarom betekent ‘kwaliteit’ in de praktijk zo vaak dat de keuze op een man valt? Is kwaliteit soms oneerlijk verdeeld tussen mannen en vrouwen? Zijn we eigenlijk wel in staat ‘kwaliteit’ objectief te beoordelen?
Uit talloze onderzoeken blijkt dat dat niet zo eenvoudig is omdat we mannen en vrouwen verschillend beoordelen. Mensen hebben nu eenmaal een enorme beeldbank in hun hoofd van mannelijke professionals en leiders. Daardoor associëren we mannen met leiderschap en leiderschap met mannelijkheid en geloven we makkelijker dat een man ‘kwaliteit’ heeft. Vrouwen vinden we op basis van diezelfde beeldbank juist minder snel ‘geschikt’.
Potentie
Een onderzoek van de Universiteit van Princeton uit 2004 geeft een goed beeld hoe dit soort vooroordelen werken. Wetenschappers maakten twee cv’s van denkbeeldige sollicitanten voor dezelfde baan. Op het ene cv had de kandidaat meer relevante werkervaring. Het andere cv liet juist een betere opleiding zien. Proefpersonen mochten beoordelen wie ze het meest geschikt vonden.
Er waren drie groepen met proefpersonen: twee groepen die het geslacht van de sollicitanten te horen kregen, waarbij het geslacht per groep verschilde, en een controlegroep die het geslacht van beide kandidaten niet wist. De controlegroep koos met grote meerderheid voor de beter opgeleide sollicitant. In de groep waar de hoger opgeleide kandidaat een man was, was het resultaat hetzelfde. Maar in de groep waarbij de mannelijke sollicitant degene was met een lagere opleiding, bleek dat opeens veel minder een probleem. De meerderheid gaf nog steeds de voorkeur aan de man.
Je kunt dit fenomeen als volgt samenvatten: wat is de belangrijkste kwaliteit voor een bepaalde functie? Maakt niet uit, als de mannelijke kandidaat het maar heeft.
De onbewuste associatie met mannen en leiderschap en leiderschap met mannelijkheid betekent ook dat mannen op hun potentie worden beoordeeld, vrouwen op wat ze al bereikt hebben.
Van mannen wordt eerder aangenomen dat ze het wel zullen leren. Vrouwen worden meer als een risico gezien. Vrouwen lijden niet alleen onder vooroordelen, ze hebben ze zelf ook. Daardoor beoordelen ook vrouwen hun sekse-genoten minder positief. Het is dan ook niet zo verwonderlijk dat vrouwen zichzelf dikwijls onderschatten. Terwijl mannen zichzelf eerder overschatten.
Valkuil
Recent Zweeds onderzoek bevestigt dit patroon. De onderzoekers analyseerden het taalgebruik van investeerders (m/v) tijdens beoordelingsgesprekken met ondernemers en toonden op die manier aan dat wat een pluspunt is bij een man een minpunt kan zijn bij een vrouw.
Zo wordt het niet gewaardeerd wanneer een vrouw te veel zelfvertrouwen uitstraalt, maar ook niet wanneer ze te bescheiden is. Een ondernemer moet kostenbewust zijn, maar voor de vrouw is dat een valkuil, want in haar geval ziet men het als gebrek aan ambitie. Over een man werd gezegd: ‘Hij is voorzichtig, en dat is goed. Hij neemt weloverwogen beslissingen.’
Positieve eigenschappen bij vrouwen werden in twijfel getrokken: ‘jong, maar onervaren’. Bij mannen was er zelden een ‘maar’: ‘jong en veelbelovend’. Zelfs als de eigenschappen negatief waren, werd er een positieve draai aan gegeven: ‘arrogant, maar indrukwekkend competent’.
De vrouwen in de beoordelingscommissie bleken net zo goed vooroordelen over vrouwen te hebben.
In Noorwegen werd al in 2002 een vrouwenquotum opgelegd. Ansgar Gabrielsen, destijds minister van Economische Zaken namens de Conservatieve Partij kon het niet verkroppen dat de overheid miljarden investeerde in de opleiding van vrouwen wier talent onvoldoende werd benut. En dus kwam er een wet.
Dankzij het quotum zullen bedrijven meer ‘kwaliteit’ binnenhalen dan ze voor mogelijk hielden. Helaas gaat dit niet vanzelf. En alleen zo kunnen we de beeldbank in ons hoofd steeds meer vullen met beelden van vrouwelijk leiderschap – in al haar diversiteit.